Het is vreemd hoe je je soms de kleinste details kunt herinneren. Het kraken van de vloerplank die altijd los heeft gelegen, de tocht die zacht de vogels aan de hanger in de keuken doet rammelen of de tekening vol kleuren aan de muur van je slaapkamer. Ik heb die eigenschap van mijn vader. Hoe lang iets ook geleden was, hij kon exact navertellen wat er gebeurd was. Zoals die keer dat ik bijna van de glijbaan viel. Nu ja, bijna… Ik viel van de glijbaan en had het geluk dat ik bleef haken. Maar hij vertelde het altijd met zoveel woorden en gebaren dat het voelde alsof ik er opnieuw bij was, maar dan als angstige toeschouwer, die alles in slow motion volgde. Hoe ik wriemelde bovenaan het speeltuig en mijn been half over de rand stak. Hoe mijn vader in paniek over het gras liep, schreeuwend dat ik moest blijven zitten. Hoe ik niet luisterde en met ware doodsverachting naar beneden stortte. Hoe hij, als was het een sketch uit een slechte slapstickkomedie, uitgleed in de modder, zijn ogen dicht dichtkneep en alle mogelijke scenario’s door zijn hoofd liet malen. Hoe hij weer opkeek en mij zag bengelen aan een uitsteeksel van de glijbaan. Hoe hij zich repte naar het toestel en mij kon opvangen toen ik verder naar beneden gleed.
Het is leuk als je je dingen levendig kunt herinneren. Je laat je niet meeslepen door een romantisch ideaalbeeld van vroeger. Je hebt een stap voorsprong op anderen die niet alles correct in hun geheugen hebben opgeslagen. Maar het is ook een eigenschap die je niet kunt uitschakelen. Je kunt er niet voor kiezen om de ene gebeurtenis wel en de andere niet te onthouden.
En sommige dingen zou je liever willen vergeten.
Zoals de keer dat ik de klink van de voordeur van ons appartement naar beneden hoorde gaan. Ik lag al een uur te woelen in mijn bed, mijn vader was voor zover ik had kunnen horen in zijn slaapkamer. De voordeur ging open en dicht en ik hoorde de vogels in de keuken ritselen. Ik hield mijn adem in. Moest ik roepen? Mijn vader waarschuwen? Mijn keel zat helemaal dicht.
Voetstappen kwamen voorbij mijn slaapkamerdeur. De vloer kraakte. En dan werd het stil. Ik opende mijn ogen en keek op de tekening die ik had gemaakt toen ik vier jaar was. Een tekening was het niet echt, meer een verzameling kleuren, maar ik kon wel exact zeggen welke kleur waar stond. Mijn ogen gleden van de tekening naar de deur. De klink ging zacht omlaag.
Angstig keek ik naar het raam. Ik kon naar buiten kruipen en proberen de onderburen te bereiken. Ons appartement lag op de vierde verdieping, was dat een risico dat ik kon nemen? Ik probeerde in te schatten hoe diep ik kon vallen. En ik berekende wat er nodig was, nog iets wat ik van mijn vader had geërfd. Altijd eerst de situatie inschatten en dan pas actie ondernemen. Nu nog naar het raam hollen, het openen en me zonder overhaaste bewegingen laten zakken, leek alleen een optie als het binnen de drie seconden zou gebeuren.
En dus deed ik niets.
Mijn vingers boorden zich in mijn handpalmen terwijl ik naar de deur keek. De klink was helemaal naar beneden. Ik hoorde gefluister achter de deur, er waren meerdere personen in ons appartement. In een flits schoot het door mijn hoofd dat ik overdreef. Misschien had ik toch even geslapen en was mijn vader naar buiten gegaan. Hij had gewoon een vriend mee naar huis genomen.
Maar de plank had gekraakt. Vader stapte altijd over de plank als ik sliep. Altijd.
Het gefluister werd luider, er werd gediscussieerd. Ik had meer tijd dan ik had gedacht, maar nu was het te laat. Geen spijt hebben, zei mijn vader altijd. Wie spijt heeft, maakt verkeerde beslissingen, je moet altijd verder.
Ik kwam overeind en stapte naar het raam. Voor ik het opende keek ik nog een keer achterom. De klink was opnieuw omhoog gegaan. Er klonken voetstappen die verder naar de woonkamer gingen.
Ik liep naar de deur. Twijfelde. In bed kruipen en het laken over mijn hoofd trekken. Mijn ogen dicht doen en wachten, dat moest ik doen. Mijn hand ging naar de deurklink. Met kleine onhoorbare schokjes opende ik de deur. Ik gluurde de gang in.
De indringers waren al weg. Op mijn tippen sloop ik door de gang. Mijn blote voeten maakten een smakkend geluid op de houten vloer. Ik had het gevoel dat ik op zuignappen liep. De deur van de woonkamer stond open. Ik bukte me en keek om de hoek.
Ze waren met zijn drieën. En het waren geen vrienden van mijn vader. Ze hadden mutsen op die tot bijna over hun ogen waren getrokken. Twee van de drie hadden ook hun hals en gezicht bedekt met een sjaal. Iemand die ’s nachts een huis binnendrong en zichzelf onherkenbaar maakte, had meestal geen goede bedoelingen. De pistolen die even oplichtten in het maanlicht dat tussen de gordijnen door kwam, bevestigden mijn vermoeden.
De mannen stonden dicht bij elkaar en overlegden. Ze wezen naar de deuren die grensden aan de woonkamer. De keuken en de slaapkamer van mijn vader. De man zonder sjaal keek de keuken in. De vogels schokten heen en weer, als wilden ze waarschuwen voor naderend gevaar. Hij schudde zijn hoofd en knikte naar de slaapkamerdeur.
Ik keek verlamd toe. Wat moest ik doen? Wat kon ik doen?
De mannen gingen in formatie naast de deur staan. Ze bromden enkele onverstaanbare dingen, knikten onophoudelijk, als kippen op zoek naar schaarse graankorrels. De man zonder sjaal stak drie vingers de lucht in. Twee. Eén.
Zijn schoen ramde de deur uit haar hengsels. De mannen stormden met getrokken wapens naar binnen. Mijn hart klopte in mijn keel. Ik vervloekte mezelf dat ik niet had geroepen. Ik liet hen zomaar bij mijn vader binnenvallen.
Ik moest iets doen. Ik liep naar de slaapkamer en keek naar binnen. De mannen zwaaiden met hun wapens naar elkaar en vloekten luid. Het bed van mijn vader was leeg.
Er was geen tijd om na te denken waarom het bed leeg was. Ik was er zeker van dat mijn vader in de slaapkamer was geweest. Misschien was hij ook uit het raam geklommen en had hij zich laten zakken. Misschien had ik toch geslapen en was hij het huis uit. Een stroom aan gedachten zocht zich een weg in mijn hoofd, terwijl een bedenking er continu probeerde door te beuken: ik moest weg, zo snel mogelijk.
Ik draaide me om en liep door de woonkamer. Struikelde bijna over de speelgoedtoren die ik die avond in elkaar had gezet, en ontweek de ridders die het gebouw belegerden. Maar verder geraakte ik niet. Een hand greep mijn schouder en bracht me abrupt tot stilstand.
Kan al niet meer wachten !!!!!
BeantwoordenVerwijderenKan al niet meer wachten!!!!
BeantwoordenVerwijderenHet zal toch nog even moeten :-)
BeantwoordenVerwijderen