Er gaan geruchten dat de Code van Autumn volgend jaar wel eens echt zou kunnen verschijnen. En dan heb ik het niet over ‘Sam Smith – de Code van Autumn’ – hoewel de verwarring begrijpelijk is – maar over een echte Code van Autumn: een spionnenhandboek met allerlei spionnendingen.
Iets om naar uit te kijken dus. En als ik meer nieuws heb, lees je dat natuurlijk hier!
vrijdag 26 november 2010
dinsdag 9 november 2010
JEF TV: het volledige verhaal!
Vorige week schreef Jonas samen met de kijkers van JIM een verhaal over JEF TV. Hier vind je het volledige verhaal!
JEF TV
De donkere studio in de kelder van bejaardentehuis Rozengeur was kil en vochtig, maar de grote spots zorgden voor een gezellige warmte. Jean keek geamuseerd toe hoe Lien haar presentatie afhaspelde.
‘En op nummer twee in onze RIP-List staat een klassieker. Al weken niet uit de top tien weg te branden, maar nog steeds niet op nummer één. Highway to Hell van AC/DC!’
Nik, die de camera bediende, stak zijn duim op. Lien moest haar zinnetjes niet opnieuw doen, maar kon gewoon verder gaan. Ondertussen liep Timmy zenuwachtig heen en weer om de lichten bij te stellen. Hoewel ze perfect opgesteld waren, kon hij het niet laten om er telkens weer aan te sleutelen. Er moest maar eens een glimp van een schaduw op de presentatrice vallen.
Ellen zat er in een hoekje van de studio ongeïnteresseerd bij. Ze vijlde haar nagels en keek af en toe naar de opnames. Jean wist dat ze hoopte dat Lien flaters zou begaan. De RIP-List was het topprogramma van hun zender, de ultieme lijst met de populairste songs op begrafenissen, dat wilde iedereen wel presenteren.
‘En dan nu een spannend moment voor onze nummer één’, ging Lien verder. ‘Let goed op, zodat jullie allemaal kunnen meezingen op de volgende afspraak. Degenen die willen kunnen er zelfs een dansje op doen, want het is een swinger van een nummer. Vraag best wel eerst toestemming aan je verpleger! Veel plezier met Hit the road, Jack!’
Lien had de laatste woorden nauwelijks uitgesproken toen de deur openzwaaide. Jean keek boos op naar de directeur van Rozengeur die bezweet de studio binnenstapte. Jean kreunde inwendig, de verschijning van directeur Deprez betekende nooit goed nieuws. Ten eerste omwille van de geur van zijn immer natte oksels die het gevoel gaven dat een natte hond passeerde, en ten tweede omdat hij eeuwig zeurde over vanalles en nog wat. Toch had Jean het gevoel dat Deprez fan was van hun zender. Tenslotte liet hij hen al drie zomers op rij in zijn kelder uitzenden.
‘Heren en dames van JEF’, begon Deprez. ‘Jullie moeten weten dat…’
‘Uw bureau onder water staat en u naar hier bent gezwommen?’ onderbrak Nik hem onbeleefd.
Deprez keek verbaasd op.
‘Nee, maar het is belangrijk dat…’
‘U af en toe een bad neemt?’ was het nu de beurt aan Ellen.
Jean keek vermanend naar Ellen en Nik. Als ze Deprez even lieten uitspreken, was hij zo weer weg. En dan konden ze rustig al wat hij gezegd had naast zich neerleggen. Zo ging het elke keer.
‘Luister, ik wil gewoon zeggen…’
‘Dat u net ging ophoepelen?’ pikte Timmy in. Hij ging voor Deprez staan en maakte zich breed. De directeur werd rood en begon, voor zover het mogelijk was, nog meer te zweten. De schimmel in de hoekjes van de kelder had plots hevige concurrentie. Deprez keek de kamer rond, naar de vijandige gezichten.
‘Goed, dan niet’, mompelde hij.
Hij draaide zich met een ruk om en verliet de studio.
‘Jezus, wat een eikel’, mompelde Nik.
‘Hij heeft niet eens iets gezegd’, merkte Jean op.
Nik luisterde niet. Hij richtte zich weer op het schermpje in de camera en gaf een teken dat Lien mocht verdergaan.
‘Zo. Onze RIP-list van deze week zit er weer op. Jullie kunnen jullie lijstje met favoriete nummers weer aanvullen. Vergeet het zeker niet tijdig door te geven aan jullie familieleden. Ik ben er volgende week weer, jullie hopelijk ook nog. Bye!’
‘It’s a wrap!’ riep Jean. ‘Goed gedaan, Lien! Dat wordt weer een voltreffer morgen.’
Lien had echter geen tijd voor complimenten.
‘Ik moet naar het toilet! Nu!’ riep ze. Jean vond dat ze er bleek uitzag. Terwijl ze de knoppen van haar broek al losmaakte, stormde ze de studio uit.
‘Ik ben er ook mee weg’, mompelde Ellen. Ze pakte haar veel te grote tas en zonder dag te zeggen tegen de anderen verliet ze de studio, op de voet gevolgd door Timmy, die iets te eten wilde halen. Timmy was een grote fan van het eten in het bejaardentehuis. Het liefst van al at hij de maaltijden die helemaal vermalen waren. Hij schepte alles in een kom en slurpte dan de brij van patatjes en biefstuk naar binnen.
‘Ik haal alvast wat nieuwe tapes voor morgen’, zei Nik.
Hij zette zijn camera uit en liet Jean alleen achter in de studio. Jean moest erom lachen, zoals gewoonlijk kon hij weer alles opruimen. Zuchtend raapte hij alle papieren, blikjes en etensresten bij elkaar, die verspreid over de studio lagen. JEF TV was zijn grote verwezenlijking. Nadat hij een keer vakantiewerk had gedaan in Rozengeur, had hij gemerkt waar de bejaarden nood aan hadden: een eigen zender, volledig op hun maat. Hij had aan Deprez toestemming gevraagd om het project op te starten en de volgende zomer was het al zover. Samen met zijn vrienden maakte Jean programma’s voor de oudjes. Dat ze daarbij vaak de draak staken met de bejaarden, had niemand echt door. Ofwel hadden de ouderlingen een enorm relativeringsvermogen.
JEF TV was niet onopgemerkt gebleven. Hun uitzendingen werden ook in andere bejaardentehuizen uitgezonden. Jean had pas ontdekt hoe populair ze waren toen een oude dame in een rolstoel hem gevraagd had haar buik te signeren. Jean huiverde toen hij daar aan terugdacht.
Een half uur later was hij klaar en er was nog steeds niemand terug. Jean verliet op zijn beurt de studio. Hij moest nog even langs het bureau van Deprez, om te horen wat die nu eigenlijk te zeggen had.
Het was donker in de gang. Jean zocht naar de lichtknop, maar vond die niet. Hij richtte zich op het lichtschijnsel dat van onder de deur van het kantoor van Deprez kwam. Hij klopte.
‘Meneer Deprez?’
Geen antwoord. Dat was niet van Deprez’ gewoonte. Meestal stond hij al aan de deur voor je kon kloppen.
‘Meneer Deprez?’
Jean duwde zachtjes tegen de deur. De stank van zweet kwam hem tegemoet, de directeur moest er in elk geval zijn. Jean stapte de kamer binnen. Die was helemaal leeg. Was Deprez al vertrokken en had hij in zijn haast het licht aangelaten? Ook dat was zijn gewoonte niet.
Net toen Jean zich wilde omdraaien, viel zijn blik op iets dat naast het bureau lag. Een hand. Met kloppend hart schuifelde Jean dichterbij. Hij stapte om het bureau heen en hield zijn adem in. Midden in een plas bloed lag Deprez.
Dood.
Vermoord.
Fuck, wat moest hij doen? Jean ging dichterbij en knielde bij het lichaam. Hij legde zijn hand op de keel van Deprez. Geen hartslag.
Was de directeur gevallen? Met zijn hoofd op een punt van het bureau. Hoewel, kon er dan zoveel bloed vloeien?
Jean kwam overeind. Zijn handen zaten vol bloed. Hij keek naar beneden. Niet alleen zijn handen, ook zijn broek en zijn hemd waren smerig. In de plas met bloed stond zijn voetafdruk.
Vlam. De deur vloog open. Timmy en Nik kwamen gelijktijdig binnengevallen. Hun monden vielen synchroon open toen ze Jean zagen staan. Als een duo slecht acterende mimespelers.
‘What the…?’ stamelde Timmy. ‘Jean, wat heb jij uitgestoken?’
Nik zei niets. Hij bestudeerde de situatie grondig, zijn ogen schoten naar alle kanten. Jean kon van zijn gezicht aflezen wat hij dacht.
Jean kon het hem nauwelijks kwalijk nemen. Betrapt worden boven een lijk met je lichaam vol bloed was wel een beetje verdacht. Het had alleen maar erger gekund als hij een pistool in zijn handen had gehad en had geroepen: ‘Sterf dan, vuile hond!’
En toch had hij niets gedaan.
‘Niks’, riep Jean. Luid. Te luid. Hij voelde zijn hoofd rood worden. ‘Ik kwam hier binnen en… en Deprez lag hier.’
‘Jezus, man’, mompelde Timmy. ‘Wat moeten we daarmee? Lien! Ellen!’
‘Niet doen!’ probeerde Jean. ‘De meisjes worden gek als ze…’
Maar het had weinig zin. Enkele seconden later liepen Ellen en Lien al het kantoor van Deprez binnen. Waar kwamen ze zo snel vandaan?
Een luid gekrijs vulde de kamer. Een nest kraaien had het niet beter gedaan. De twee meisjes hielden uit ongeloof hun handen voor hun ogen. Af en toe gluurden ze door hun vingers om te kijken of ze niet droomden. Jean keek hen om de beurt aan. Meenden ze het of was het gespeeld?
‘Wat is hier…?’ begon Lien.
‘Deprez is dood’, onderbrak Jean haar. ‘Dat is er gebeurd.’
Lien zocht steun bij de stoel voor haar. Haar hoofd schudde voortdurend heen en weer. Ellen bleef koel voor zich uit kijken. Nik kwam een stap dichter, maar lette erop dat hij Jean of Deprez niet aanraakte.
‘Lag hij hier zo?’ vroeg hij.
Jean knikte.
‘Ik wilde komen vragen wat hij ons had willen vertellen. Maar veel viel er niet te vragen.’
Zijn blik viel op het computerscherm op het bureau. Er stond een document open met als titel ‘Familieweek’. Jean liet zijn ogen erover glijden.
‘De bewoners van Rozengeur blijven een week bij familie en vrienden’, las hij voor. ‘Zo kunnen we de band met de familie weer aanscherpen.’
‘Dat zullen die familieleden graag horen’, grinnikte Ellen. ‘Een hele week de pampers verversen van zo’n oudje en al je eten opnieuw tot pap mixen!’
Was het de shock of iets anders? Ellen was nooit echt fan geweest van oude mensen, dat wisten ze allemaal, maar nu was ze wel erg cru.
‘Dus die bejaarden zijn allemaal weg?’ vroeg Timmy.
‘Ik denk dat Deprez ons dat wilde komen vertellen’, zei Jean.
Het werd stil in het bureau. De jongeren keken elkaar één voor één aan. Langzaam begon het tot hen door te dringen welk gevolg hun ontdekking had.
‘We zijn hier helemaal alleen’, fluisterde Lien.
‘Dan is er maar één conclusie’, besloot Jean. Hij pauzeerde en keek de kamer rond. Hij wilde de woorden in zijn hoofd niet uitspreken.
Maar hij deed het toch.
‘Iemand van ons heeft Deprez vermoord.’
Niemand durfde te antwoorden. De gedachte was te gek om waar te zijn. Iemand van hen?
Lien legde haar hand voor haar mond en veegde iets weg. Jean kon het niet goed zien. Was dat bloed?
‘We moeten de politie bellen’, zei Timmy.
Jean nam zijn gsm. Timmy had gelijk. Dit konden ze zelf niet oplossen, ze moesten hulp inroepen. Er was vast een logische verklaring. Deprez had in zijn vinger gesneden, was beginnen bloeden en dan uitgeschoven in zijn eigen plas bloed. Of zoiets. Hij toetste het noodnummer in, maar er gebeurde niets.
Geen connectie.
‘Werkt jullie gsm?’ vroeg hij.
Nik, Timmy en Ellen checkten hun toestel, maar schudden het hoofd. Vreemd, had niemand verbinding?
‘We bellen niet!’
Iedereen keek op naar Lien. Ze stond met haar armen gekruist, veel vastberadener dan even daarvoor.
‘Geen gezever. Dit moeten we zelf oplossen.’
‘Dit kunnen we niet zelf oplossen’, zei Jean onmiddellijk. ‘Dit is geen film, hé.’
Hij keek Lien onderzoekend aan.
‘En wat heb je aan je mond?’
Lien keek geschrokken op.
‘Een snee, in mijn lip’, zei ze snel.
Een gespannen stilte volgde. Een storm van gedachten raasde door Jeans hoofd, maar hij wist niet meer wat hij moest geloven.
‘Jean’, zei Timmy na een tijdje. ‘Wat ligt er aan je voet?’
‘Een dode directeur’, antwoordde Jean droog. ‘Had je dat nog niet gezien?’
‘Nee, ernaast’, wees Timmy.’
Jean volgde zijn vinger. Een halve meter naast het lichaam van Deprez lag een boormachine. De boor was gedrenkt in bloed.
Jean nam zijn zakdoek en pakte de boor op. Hij hoefde zich niet af te vragen waarvoor die was gebruikt. Niet om een losse vijs van het bureau vast te schroeven. Wel om gaten te boren. Jean wedde dat deze mogelijkheid niet de handleiding stond.
‘Waarom gebruik je een zakdoek?’ vroeg Ellen. ‘Heb je iets te verbergen?’
‘Natuurlijk niet’, reageerde Jean boos. ‘Maar ik wil niet dat mijn vingerafdrukken overal opstaan.’
‘Daar is het een beetje laat voor.’
Nik wees naar het bloed op Jeans kleren.
‘Je had er beter wat eerder over nagedacht.’
‘Denk je dat ik…?’
Maar Jean kon zijn zin niet afmaken. Een snerpend geluid kwam van op de gang. Het gepiep van een deur. Of iets anders?
De jongeren stapten de kamer uit om te gaan kijken. In de lange donkere gang was een nieuwe streep licht verschenen. Was die er daarvoor ook geweest?
‘Het toilet’, fluisterde Ellen.
Langzaam naderden ze de deur. Jean besefte plots dat hij de boormachine nog vast had en liet ze vallen. Het toestel kletterde in de gang. Als er een onderzoek kwam, zou hem dat geen goede punten opleveren.
Timmy legde zijn hand op de klink. Van achter de deur kwam een hoog, zacht gejammer. Timmy keek naar de anderen, om te vragen wat hij moest doen.
‘Openmaken’, beval Nik. ‘Misschien zit de moordenaar erachter.’
Hij boog zich voorover, nam de boormachine in zijn hand en hield ze voor zich uit, klaar om toe te slaan. Waarom hield Nik geen rekening met zijn vingerafdrukken?
Timmy telde af. Drie, twee, één.
Hij opende de deur.
Een oude grijzende vrouw keek hen verschrikt aan. Ze droeg een nachtkleed dat zelfs in de middeleeuwen al uit de mode was. Haar make-up was uitgelopen van het huilen. Jean herkende haar.
‘Noëlla? Wat doe jij hier?’
Noëlla was het jaar ervoor nog kandidate geweest in hun programma JEF Home Deluxe, waarbij 10 bejaarden streden om een plaatsje in een luxehome. Noëlla had helaas niet gewonnen en daarom zat ze nog steeds in Rozengeur. Ze was wel een van de populairste figuren van de show geweest, omdat ze steeds de bedpannen van de andere kandidaten verstopte en er niet voor terugdeinsde een rolstoelband van een concurrent plat te zetten.
‘Ik geraak niet van het toilet’, snikte Noëlla.
Ze zat scheef op de bril en steunde met haar ene hand tegen de lavabo en de andere tegen de toiletrol. Ze was haar evenwicht verloren en had dat niet kunnen herstellen. Jean schoot naar voren om haar te helpen. De anderen bleven op veilige afstand.
‘Hoe lang zit je hier al?’ vroeg Jean, terwijl hij Noëlla overeind trok.
‘Ik weet het niet, veel te lang.’
Nu ze besefte dat ze gered was, veranderde haar gemoed van angstig naar boos.
‘Jullie hadden me wel wat sneller mogen helpen!’
Jean besloot niet te reageren en trok haar verder omhoog. Een vieze walm prikkelde zijn neusgaten. Vanuit een ooghoek zag hij de anderen nog wat verder achteruit gaan.
‘Verdorie Noëlla, je moet je kon t nog afvegen. Ga terug zitten.’
Maar Noëlla wilde geen seconde langer meer verblijven tussen de muren die haar zo lang gevangen hadden gehouden.
‘Nee! Ik wil hier weg!’
Jean liet haar niet doen, en drukte haar vriendelijk,maar vastberaden voorover.
‘Doet me denken aan een van onze songs’, zei Timmy. ‘When the shit keeps on coming.’
Hij begon het prompt te neuriën, zoals hij wel vaker deed op ongepaste momenten. Het maakte Noëlla alleen maar bozer.
‘Ben je met mij aan het lachen? Kom hier als je durft!’
Jean hield haar opnieuw tegen en probeerde ondertussen enkele blaadjes wc-papier af te scheuren. Maar de oude dame was sterker dan hij had verwacht. De geur van het niet doorgespoelde toilet maakte hem misselijk. Hij moest voortmaken.
‘Rustig maar, Noëlla, ik help je wel’, suste hij.
Boven zijn hoofd kwam Ellen gebogen. Ze keek even in de spiegel van het toilet en legde haar haren goed, met één hand, want de andere gebruikte ze om haar neus dicht te knijpen. Daarna wilde ze zich weer uit de voeten maken, maar dat was buiten Noëlla gerekend. Ze greep met haar knokige hand de arm van Ellen en trok haar naar zich toe. Jean was te verrast om te reageren en loste zijn greep. Noëlla schoot naar voren en duwde Ellen achteruit, waardoor ze hard tegen de muur viel.
Jean verloor zijn evenwicht en knalde met zijn kin op de toiletpot. Zijn hand belandde recht in de toiletpot.
‘Gatver!’ vloekte hij, wreef over zijn pijnlijke kin en besefte te laat dat hij dat deed met de hand die in Noëlla’s uitwerpselen had gezeten.
Noëlla was intussen niet te stoppen. Ze richtte haar woede op Timmy, die nog steeds aan het neuriën was. Verrassend snel voor haar leeftijd griste ze de boormachine uit Niks handen en sprong naar Timmy.
Lien zag het gebeuren en schoot naar voren. Ze nam Noëlla’s beide polsen vast en beet in haar keel. Noëlla stortte levenloos op de grond. Jean kon zijn ogen niet geloven. In een flits zag hij Liens hoektanden: ze waren lang en puntig. En er hing bloed aan.
‘Fuck, Lien. Wat heeft dat te betekenen?’
Lien likte een druppel bloed van haar lippen en keek hen grijnzend aan. Niemand durfde dichterbij te komen.
‘Je kunt niet alles weten’, zei ze.
‘Wel als je overtuigend genoeg bent’, zei Nik.
Hij tastte in zijn achterzak en haalde er een pistool uit. Jean, Ellen en Timmy deinsden nog meer achteruit. Lien bleef onverzettelijk staan.
‘Doe geen moeite’, zei ze. ‘Denk je dat ik je favoriete speeltje nog nooit gezien heb?’
Niks hand trilde, maar hij bleef Lien onder schot houden. Dikke druppels zweet parelden over zijn voorhoofd.
‘Denk je dat ik je nog nooit aan het werk heb gezien? Wanneer je voor je plezier mensen vermoordt?’
‘Zwijg!’ brulde Nik.
Maar Lien ging door. Ze had net een oud vrouwtje de keel doorgebeten, maar toch keek iedereen naar Nik, je moest het maar doen. Het was alsof een bankovervaller de aandacht probeerde af te leiden door erop te wijzen dat één van de agenten van het SWAT-team in zijn vrije tijd de vleugels van vlinders afknipte.
‘Gotcha, noemen jullie het, zeker? Maar dan voor het plezier. Dat zullen je slachtoffers graag horen!’
‘Je weet er niks van’, schreeuwde Nik. ‘Je doet net hetzelfde!’
‘Ik doe dit niet voor mijn plezier’, schudde Lien het hoofd. ‘Ik heb geen keuze.’
‘Bullshit’, gromde Nik.
Hij haalde de trekker over en knalde drie keer de gang in. De kogels versplinterden de deur op het einde van de gang. Op de plek waar Lien had gestaan, hing alleen nog een mistige rook. In de verte zagen ze een vleermuis fladderen. Timmy legde zijn hand op Niks schouder, die nog steeds trilde over zijn hele lichaam.
‘Schat, wat heeft dat te betekenen? Wat bedoelde Lien met die Gotcha?’
Meteen sloeg hij zijn hand voor zijn mond. Hij wist dat hij zich versproken had. Jean en Ellen keken elkaar even aan. Ellen haalde haar schouders op en keek snel in een handspiegel. Het schot had haar haar gelukkig niet in de war gebracht.
‘Wat hebben jullie…?’ begon Jean.
Hij maakte zijn zin niet af. Naast de andere gebeurtenissen, was dit nauwelijks nieuws te noemen. Hoe konden ze al drie jaar samenwerken en toch zo weinig van elkaar weten? En wat had dit allemaal te maken met de moord op Deprez?
‘Ik bel gewoon de politie’, zei Jean. ‘Zij lossen het wel op.’
Dat had hij beter niet gezegd. Hij herkende de klik van een pistool dat opnieuw geladen werd. En het was op hem gericht.
‘Ik heb gezegd: geen politie’, zei Nik zacht.
Jean twijfelde. Zou Nik echt op hem durven schieten? Hij kon geen risico nemen.
‘Er is vast een goede reden waarom je Deprez hebt vermoord’, zei Jean zo vriendelijk als het moment hem toeliet. ‘We komen hier samen uit.’
‘Ik heb Deprez niet vermoord’, antwoordde Nik. ‘Maar ik kan jullie niet zomaar laten gaan. Jullie kennen mijn geheim.’
Zijn ogen waren ijskoud. Met zijn linkerhand ondersteunde hij de hand waarin het pistool rustte. Hij mikte op Jean. En schoot.
Jean kneep zijn ogen dicht toen hij de knal hoorde. Daarna voelde hij niets meer. Hij had verwacht dat het immens pijn zou doen, maar het viel mee. Doodgaan was dus zacht. Spijtig dat mensen op aarde dat niet wisten.
Het gegil van Timmy deed Jean zijn ogen openen. Voor hem lag Timmy zieltogend op de grond, een diepe vleeswonde gaapte in zijn schouder. Hij had de kogel opgevangen. Nik knielde jammerend en hield Timmy’s hoofd omhoog.
‘Sorry, lieverd’, mompelde hij. ‘Waarom spring je er nu voor?’
‘Baby, join me in death’, zong Timmy hees.
Jean twijfelde tussen helpen en rennen. Als Nik het in zijn hoofd kreeg om hem de schuld te geven van Timmy’s wonde, zou hij opnieuw beginnen schieten.
‘We moeten hier weg’, fluisterde hij tegen Ellen en trok aan haar arm.
Zo geruisloos mogelijk slopen ze de gang uit. Nik had alleen nog aandacht voor Timmy. Het bloed spoot in verontrustende hoeveelheden uit zijn schouder.
Toen ze langs het kantoor van Deprez kwamen, stopte Jean. Ellen botste tegen hem aan, maar vloekte voor een keer niet. Integendeel, ze liet haar handen langer dan normaal op zijn armen rusten. Jean had haar al wel eens stiekem naar hem zien kijken terwijl ze Daily Zen presenteerde, maar hij had altijd gedacht dat ze eigenlijk naar Lien keek.
Hij schudde haar van zich af en stapte het kantoor binnen. Hier was alle onheil begonnen, misschien kon hij hier ook de oplossing vinden. Hij probeerde niet te veel te kijken naar de holle blik van Deprez en zette zich voor de computer. Even schuiven met de muis en de schermbeveiliging sprong af.
Oef, geen paswoord. Jean bekeek de documenten die de directeur had laten openstaan. Dossiers van de bewoners van Rozengeur. Het laatste waarin Deprez had gewerkt was dat van Emiel Vertommen.
‘Emiel Vertommen’, mompelde Jean. ‘Waar ken ik die naam van?’
Ellen kwam nieuwsgierig over zijn schouder meekijken. Jean wist niet of ze haar eigen portret in het computerscherm checkte of echt wilde meelezen. Jean bestudeerde het dossier. Onderaan stonden enkele persoonlijke getuigenissen van de man.
Emiel Vertommen was een weemoedige man die op het punt stond om Rozengeur te verlaten. Hij was enorm graag in het tehuis geweest, maar moest nu weg. Blijkbaar lag hij in onenigheid met Deprez. Volgens Emiel had Deprez hem een keer van de trap geduwd, gewoon om hem dwars te zitten. En zo waren er nog een aantal pesterijen.
Jean wist niet wat hij moest geloven. Hij kende Deprez als een strenge, maar lieve man. Zou hij werkelijk in staat zijn een oude man in een rolstoel van de trap te duwen?
‘Grappig’, zei Ellen. ‘Timmy heet ook Vertommen.’
Het duurde even voor het tot hen beiden doordrong. Na vandaag geloofde Jean niet meer in toeval.
‘Emiel is de opa van Timmy’, zei Jean.
‘En Deprez behandelde hem slecht’, vulde Ellen aan.
‘Timmy kennende zal die dat niet zomaar hebben laten gebeuren.’
Dit werd ingewikkeld. Jean was beter meteen na de opnames naar huis gegaan, dan waren zijn vrienden nog gewoon zijn vrienden. En geen potentiële moordenaars.
‘We bellen nu de politie!’
Ellen knikte en kwam achter het bureau vandaan om Jean plaats te geven. Ze misstapte zich echter en struikelde over het lichaam van Deprez. Ze buitelde over de vloer en kwam in het bloed terecht. Haar blonde haren kregen meteen een kleurspoeling.
Ziedend kwam ze overeind.
‘Verdomme, klootzak! Ga je weer in de weg staan? Eerst moet je me niet hebben en nu laat je me niet meer los!’
Jean keek haar geschrokken aan, de hoorn van de telefoon nog in de hand. Het kon dus toch nog ingewikkelder.
Terwijl Ellen in een spiegel aan de muur keek en het luid op een gillen zette, weerklonk er gestommel in de gang. Jean sprak snel een boodschap in voor de politie en ging kijken. Nik sleepte een bijna leeggebloede Timmy door de gang en liet een rood spoor achter. Helemaal achterin de gang likten twee kleine vleermuizen met smaak aan de rode vloeistof.
‘Bleed the pressure!’ zong Timmy al rochelend.
Toen Nik de anderen opmerkte, liet hij Timmy vallen, waardoor diens hoofd hard op de vloer viel. Van de schok sprong een van de vleermuizen op en scheerde door de gang, recht op Nik af. Die bukte zich nietsvermoedend voorover en drukte een kus op Timmy’s voorhoofd. De vleermuis miste haar doel en sloeg te pletter tegen de muur. Onmiddellijk veranderde ze weer in het oude vrouwtje Noëlla, die kuchend over de vloer rolde.
Nik pakte zijn pistool en begon op de andere vleermuis te schieten. Die ontweek echter handig de schoten en fladderde steeds dichterbij. Vlak voor Niks neus veranderde ze in Lien. Met een uitgestreken gezicht sloeg ze het pistool uit zijn handen.
‘Genoeg geschoten, cowboy. Heb je nu nog niet door dat het niet helpt?’
Nik zei niets. Hij ging weer op zijn knieën zitten en wreef zachtjes over het hoofd van Timmy. Ellen kwam uit de kamer en slaakte een nieuwe gil toen ze het bleke gezicht van Lien zag en vooral dan de streep bloed op haar kin.
‘En nu blijft iedereen staan’, zei Jean plots.
Hij had het pistool van Nik opgeraapt en hield vanuit de deuropening de anderen onder schot. Gelukkig zagen ze niet dat zijn hand trilde. Gelukkig wisten ze niet dat hij nog nooit met een pistool geschoten had. En gelukkig beseften ze niet dat hij op zijn eentje al de rest niet kon neerschieten. Als hij dat al zou willen.
Zelfs Lien bleef op een afstand, ook al was inmiddels duidelijk dat zij niet vatbaar was voor gewone kogels. Daar zouden ze iets van zilver voor nodig hebben.
‘We lossen de zaak hier en nu op’, zei Jean. ‘De politie is op komst. Zij regelen het straks verder.’
In zijn hoofd begonnen de puzzelstukken in elkaar te passen. Er was veel informatie te verwerken, maar als hij de juiste elementen met elkaar verbond, was er maar één mogelijke conclusie.
‘Eigenlijk is het simpel’, richtte hij zich tot Lien. ‘Ik weet niet wat je precies bent, maar het lijkt er sterk op dat jij het bloed van Deprez nodig had.’
‘Je bent een vampier’, zei Ellen hoofdschuddend. ‘En we hebben het nooit gemerkt! Hoe komt het dat jij daglicht kon verdragen?’
Lien lachte luid en angstaanjagend. Jean wist dat ze elk moment op hem af kon springen en zijn keel doorbijten. Dan eindigde hij zoals Noëlla, buiten dan het feit dat zijn vel iets strakker was natuurlijk.
‘Een vampier?’ reageerde Lien. ‘Jullie kijken te veel films. Vampiers bestaan niet. En als ze bestaan dan zijn het watjes.’
‘Wat ben je dan wel?’ wilde Jean weten.
Lien haalde haar schouders op.
‘Er is niet echt een naam voor. Ik ben wie ik ben. Ik ben zo geboren.’
‘Zo geboren?’ vroeg Ellen. ‘Ben je niet gebeten?’
‘Word wakker, lieverd’, grinnikte Lien. ‘Zo werkt het niet altijd. Ik heb een mama en een papa, net zoals jullie.’
‘Maar je hebt wel Deprez vermoord!’ sprong Nik plots recht.
‘Toch niet’, zei Jean.
Nik en Ellen keken hem verbaasd aan. Timmy probeerde zijn wenkbrauwen te fronsen, maar kwam niet verder dan een Frankensteinachtige blik.
‘Als Lien Deprez had vermoord, had ze hem gebeten. Dan had ze geen boormachine nodig gehad. En bovendien had ze geen echte reden.’
Ellen zette een stap naar voren en wees naar Timmy.
‘En die had hij wel!’
Nik schudde het hoofd.
‘Wat heeft Timmy nu met Deprez te maken?’
‘Zijn opa zit hier in het rusthuis’, viel Jean Ellen bij. ‘En die opa werd lastiggevallen door Deprez.’
Nik keek naar Timmy.
‘Waarom heb je me dat nooit verteld?’
Timmy keek hulpeloos naar Nik.
‘I’m sorry, for the times I told you lies’, citeerde hij Anouk. Echt zingen was er niet meer bij, het was meer bloed gorgelen.
‘Heb jij Deprez…’, wilde Nik vragen, maar Timmy schudde meteen het hoofd.
‘Ik geloof hem’, zei Jean. ‘Timmy wilde Deprez wel eens aanpakken en vanavond vond hij een perfect moment. Maar Deprez was dood voor Timmy de kans kreeg.’
Jean liet een stilte vallen. Hij zag hoe Nik begon te zweten. In de verte weerklonk de sirene van een politiewagen. Ze waren snel.
‘Lien, tast eens in Niks zak’, beval Jean. ‘Ik wil weten wat erin zit. Hij heeft daarstraks iets weggestopt.’
Nik zette een stap achteruit.
‘Jullie blijven van me af. Ik heb niets gedaan!’
‘Werk even mee, Nik’, zei Ellen. ‘Je maakt het alleen maar erger.’
Lien stapte op Nik toe en hield zijn armen vast. Nik begon hevig te spartelen, maar hield daar snel mee op toen Lien haar hoektanden liet zien. Ellen schoot Lien te hulp en doorzocht de zakken van Nik. Ze haalde een papiertje tevoorschijn en vouwde het open.
‘Deprez’, las ze voor.
‘Ik dacht het al’, zei Jean. ‘Hou hem maar goed vast. We houden hem hier tot de politie er is.’
‘Deprez was zijn volgende slachtoffer’, knikte Lien.
Jean kon het nog altijd niet helemaal vatten. Hij probeerde het hardop te zeggen om het zo wat wezenlijker te maken.
‘Ik weet niet exact waar je mee bezig bent’, zei hij tegen Nik. ‘Maar volgens mij is het een fucked up Gotcha genootschap. Jullie krijgen telkens een papiertje met een nieuwe naam. Als jullie die afgeknald hebben, gaan jullie naar de volgende.’
Nik sloeg zijn ogen neer. Jean zat op het goede spoor.
‘En toen je de naam van Deprez kreeg, dacht je waarschijnlijk: makkie, die knal ik wel af na een opname. Wat krijgen jullie ervoor? Geld? Of is het enkel voor de kick.’
Nik schudde heftig het hoofd.
‘Je begrijpt dat niet.’
‘Gelukkig maar’, mompelde Jean.
‘Maar ik heb hem niet vermoord’, zei Nik. ‘Echt niet.’
Ellen stompte hem hard in de maag.
‘Hoe kun je zo blijven liegen? Je bent op heterdaad betrapt! Ik zal blij zijn als de politie er is. Dan kunnen ze jou en je gestoorde spelletjes meenemen.’
Ze draaide zich om en keek verbaasd op toen Jean het pistool niet meer op Nik had gericht. In de plaats daarvan wees het recht naar haar.
‘Nik heeft Deprez niet vermoord’, zei Jean met een kille stem.
Ellen hief haar handen naar het plafond.
‘Wat is dit nu weer voor onzin. Hij is een zieke geest, hij heeft een pistool en op het papiertje met zijn volgende slachtoffer staat Deprez!’
Jeans hand trilde niet meer nu. Hij was zeker van zijn stuk.
‘Misschien had Nik Deprez kunnen vermoorden. Maar hij heeft het niet gedaan. Iemand was hem voor.’
Ellen keek verschrikt van Jean naar de anderen. Ze wist waar hij naartoe wilde.
‘Als Nik het had gedaan, had hij geschoten. Nik heeft geen boor nodig om slachtoffers te maken. Deprez heeft de pech gehad dat hij iemand afwees die verliefd op hemwas. Iemand die hem dat heel kwalijk nam. En hij had nog meer pech: hij had een boormachine in zijn kantoor staan. Want je wilde hem eerst niet vermoorden, hé Ellen? Tot hij je echt buiten gooide. Tot je die boormachine zag staan. En je werd woedend. Afgewezen worden door een oude man. Iedereen zou je uitlachen. Tenzij niemand het te weten kwam. En daar was maar één manier voor.’
Jean haalde diep adem. Hij zag aan Ellen dat hij gelijk had. Ze werd helemaal rood, haar ogen schoten in het rond, op zoek naar een uitweg. Maar die was er niet.
‘Klootzak’, siste ze. ‘Jullie allemaal. Klootzakken. En Deprez nog het meest. Die ouwe zak. Hoe kan hij zoiets afwijzen?’
Ze wreef over haar lichaam.
‘Hij sprong zelfs op Noëlla.’
Ze liet even haar hoofd zakken, maar bewoog dan razendsnel. Met een kattensprong wierp ze zich op Jean. Die viel achterover en knalde met zijn hoofd tegen de muur. Lien kwam onmiddellijk in beweging en sprong op haar beurt op Ellen. Ze worstelden hevig, Ellen probeerde Liens mond op afstand te houden. Er werd gekrabd en gekletst, maar niemand kreeg de overhand. Tot Lien met een welgemikte trap Ellen van zich afwierp. Ze vloog recht op Timmy af en belandde bovenop hem. Een brommend geluid klonk door de gang.
En dan werd het stil.
Ellen bewoog niet meer.
Timmy duwde haar van zich af met zijn laatste krachten. De boormachine zat in zijn rechterhand – hij had ze meegenomen uit de vorige gang - , vol bloed. Nieuw bloed. Hij keek opzij, naar het lichaam van Ellen.
‘Ik heb haar toch nooit echt gemogen’, bromde hij.
Jean kwam overeind, blij dat het voorbij was. Maar ook JEF TV was voorbij, voorgoed, dat wist hij zeker. Een heftige dood gestorven, in tegenstelling tot de meeste van hun kijkers.
Maar misschien was het wel goed zo. Misschien moest hij maar iets anders beginnen.
Iets voor jongeren ofzo.
JEF TV
De donkere studio in de kelder van bejaardentehuis Rozengeur was kil en vochtig, maar de grote spots zorgden voor een gezellige warmte. Jean keek geamuseerd toe hoe Lien haar presentatie afhaspelde.
‘En op nummer twee in onze RIP-List staat een klassieker. Al weken niet uit de top tien weg te branden, maar nog steeds niet op nummer één. Highway to Hell van AC/DC!’
Nik, die de camera bediende, stak zijn duim op. Lien moest haar zinnetjes niet opnieuw doen, maar kon gewoon verder gaan. Ondertussen liep Timmy zenuwachtig heen en weer om de lichten bij te stellen. Hoewel ze perfect opgesteld waren, kon hij het niet laten om er telkens weer aan te sleutelen. Er moest maar eens een glimp van een schaduw op de presentatrice vallen.
Ellen zat er in een hoekje van de studio ongeïnteresseerd bij. Ze vijlde haar nagels en keek af en toe naar de opnames. Jean wist dat ze hoopte dat Lien flaters zou begaan. De RIP-List was het topprogramma van hun zender, de ultieme lijst met de populairste songs op begrafenissen, dat wilde iedereen wel presenteren.
‘En dan nu een spannend moment voor onze nummer één’, ging Lien verder. ‘Let goed op, zodat jullie allemaal kunnen meezingen op de volgende afspraak. Degenen die willen kunnen er zelfs een dansje op doen, want het is een swinger van een nummer. Vraag best wel eerst toestemming aan je verpleger! Veel plezier met Hit the road, Jack!’
Lien had de laatste woorden nauwelijks uitgesproken toen de deur openzwaaide. Jean keek boos op naar de directeur van Rozengeur die bezweet de studio binnenstapte. Jean kreunde inwendig, de verschijning van directeur Deprez betekende nooit goed nieuws. Ten eerste omwille van de geur van zijn immer natte oksels die het gevoel gaven dat een natte hond passeerde, en ten tweede omdat hij eeuwig zeurde over vanalles en nog wat. Toch had Jean het gevoel dat Deprez fan was van hun zender. Tenslotte liet hij hen al drie zomers op rij in zijn kelder uitzenden.
‘Heren en dames van JEF’, begon Deprez. ‘Jullie moeten weten dat…’
‘Uw bureau onder water staat en u naar hier bent gezwommen?’ onderbrak Nik hem onbeleefd.
Deprez keek verbaasd op.
‘Nee, maar het is belangrijk dat…’
‘U af en toe een bad neemt?’ was het nu de beurt aan Ellen.
Jean keek vermanend naar Ellen en Nik. Als ze Deprez even lieten uitspreken, was hij zo weer weg. En dan konden ze rustig al wat hij gezegd had naast zich neerleggen. Zo ging het elke keer.
‘Luister, ik wil gewoon zeggen…’
‘Dat u net ging ophoepelen?’ pikte Timmy in. Hij ging voor Deprez staan en maakte zich breed. De directeur werd rood en begon, voor zover het mogelijk was, nog meer te zweten. De schimmel in de hoekjes van de kelder had plots hevige concurrentie. Deprez keek de kamer rond, naar de vijandige gezichten.
‘Goed, dan niet’, mompelde hij.
Hij draaide zich met een ruk om en verliet de studio.
‘Jezus, wat een eikel’, mompelde Nik.
‘Hij heeft niet eens iets gezegd’, merkte Jean op.
Nik luisterde niet. Hij richtte zich weer op het schermpje in de camera en gaf een teken dat Lien mocht verdergaan.
‘Zo. Onze RIP-list van deze week zit er weer op. Jullie kunnen jullie lijstje met favoriete nummers weer aanvullen. Vergeet het zeker niet tijdig door te geven aan jullie familieleden. Ik ben er volgende week weer, jullie hopelijk ook nog. Bye!’
‘It’s a wrap!’ riep Jean. ‘Goed gedaan, Lien! Dat wordt weer een voltreffer morgen.’
Lien had echter geen tijd voor complimenten.
‘Ik moet naar het toilet! Nu!’ riep ze. Jean vond dat ze er bleek uitzag. Terwijl ze de knoppen van haar broek al losmaakte, stormde ze de studio uit.
‘Ik ben er ook mee weg’, mompelde Ellen. Ze pakte haar veel te grote tas en zonder dag te zeggen tegen de anderen verliet ze de studio, op de voet gevolgd door Timmy, die iets te eten wilde halen. Timmy was een grote fan van het eten in het bejaardentehuis. Het liefst van al at hij de maaltijden die helemaal vermalen waren. Hij schepte alles in een kom en slurpte dan de brij van patatjes en biefstuk naar binnen.
‘Ik haal alvast wat nieuwe tapes voor morgen’, zei Nik.
Hij zette zijn camera uit en liet Jean alleen achter in de studio. Jean moest erom lachen, zoals gewoonlijk kon hij weer alles opruimen. Zuchtend raapte hij alle papieren, blikjes en etensresten bij elkaar, die verspreid over de studio lagen. JEF TV was zijn grote verwezenlijking. Nadat hij een keer vakantiewerk had gedaan in Rozengeur, had hij gemerkt waar de bejaarden nood aan hadden: een eigen zender, volledig op hun maat. Hij had aan Deprez toestemming gevraagd om het project op te starten en de volgende zomer was het al zover. Samen met zijn vrienden maakte Jean programma’s voor de oudjes. Dat ze daarbij vaak de draak staken met de bejaarden, had niemand echt door. Ofwel hadden de ouderlingen een enorm relativeringsvermogen.
JEF TV was niet onopgemerkt gebleven. Hun uitzendingen werden ook in andere bejaardentehuizen uitgezonden. Jean had pas ontdekt hoe populair ze waren toen een oude dame in een rolstoel hem gevraagd had haar buik te signeren. Jean huiverde toen hij daar aan terugdacht.
Een half uur later was hij klaar en er was nog steeds niemand terug. Jean verliet op zijn beurt de studio. Hij moest nog even langs het bureau van Deprez, om te horen wat die nu eigenlijk te zeggen had.
Het was donker in de gang. Jean zocht naar de lichtknop, maar vond die niet. Hij richtte zich op het lichtschijnsel dat van onder de deur van het kantoor van Deprez kwam. Hij klopte.
‘Meneer Deprez?’
Geen antwoord. Dat was niet van Deprez’ gewoonte. Meestal stond hij al aan de deur voor je kon kloppen.
‘Meneer Deprez?’
Jean duwde zachtjes tegen de deur. De stank van zweet kwam hem tegemoet, de directeur moest er in elk geval zijn. Jean stapte de kamer binnen. Die was helemaal leeg. Was Deprez al vertrokken en had hij in zijn haast het licht aangelaten? Ook dat was zijn gewoonte niet.
Net toen Jean zich wilde omdraaien, viel zijn blik op iets dat naast het bureau lag. Een hand. Met kloppend hart schuifelde Jean dichterbij. Hij stapte om het bureau heen en hield zijn adem in. Midden in een plas bloed lag Deprez.
Dood.
Vermoord.
Fuck, wat moest hij doen? Jean ging dichterbij en knielde bij het lichaam. Hij legde zijn hand op de keel van Deprez. Geen hartslag.
Was de directeur gevallen? Met zijn hoofd op een punt van het bureau. Hoewel, kon er dan zoveel bloed vloeien?
Jean kwam overeind. Zijn handen zaten vol bloed. Hij keek naar beneden. Niet alleen zijn handen, ook zijn broek en zijn hemd waren smerig. In de plas met bloed stond zijn voetafdruk.
Vlam. De deur vloog open. Timmy en Nik kwamen gelijktijdig binnengevallen. Hun monden vielen synchroon open toen ze Jean zagen staan. Als een duo slecht acterende mimespelers.
‘What the…?’ stamelde Timmy. ‘Jean, wat heb jij uitgestoken?’
Nik zei niets. Hij bestudeerde de situatie grondig, zijn ogen schoten naar alle kanten. Jean kon van zijn gezicht aflezen wat hij dacht.
Jean kon het hem nauwelijks kwalijk nemen. Betrapt worden boven een lijk met je lichaam vol bloed was wel een beetje verdacht. Het had alleen maar erger gekund als hij een pistool in zijn handen had gehad en had geroepen: ‘Sterf dan, vuile hond!’
En toch had hij niets gedaan.
‘Niks’, riep Jean. Luid. Te luid. Hij voelde zijn hoofd rood worden. ‘Ik kwam hier binnen en… en Deprez lag hier.’
‘Jezus, man’, mompelde Timmy. ‘Wat moeten we daarmee? Lien! Ellen!’
‘Niet doen!’ probeerde Jean. ‘De meisjes worden gek als ze…’
Maar het had weinig zin. Enkele seconden later liepen Ellen en Lien al het kantoor van Deprez binnen. Waar kwamen ze zo snel vandaan?
Een luid gekrijs vulde de kamer. Een nest kraaien had het niet beter gedaan. De twee meisjes hielden uit ongeloof hun handen voor hun ogen. Af en toe gluurden ze door hun vingers om te kijken of ze niet droomden. Jean keek hen om de beurt aan. Meenden ze het of was het gespeeld?
‘Wat is hier…?’ begon Lien.
‘Deprez is dood’, onderbrak Jean haar. ‘Dat is er gebeurd.’
Lien zocht steun bij de stoel voor haar. Haar hoofd schudde voortdurend heen en weer. Ellen bleef koel voor zich uit kijken. Nik kwam een stap dichter, maar lette erop dat hij Jean of Deprez niet aanraakte.
‘Lag hij hier zo?’ vroeg hij.
Jean knikte.
‘Ik wilde komen vragen wat hij ons had willen vertellen. Maar veel viel er niet te vragen.’
Zijn blik viel op het computerscherm op het bureau. Er stond een document open met als titel ‘Familieweek’. Jean liet zijn ogen erover glijden.
‘De bewoners van Rozengeur blijven een week bij familie en vrienden’, las hij voor. ‘Zo kunnen we de band met de familie weer aanscherpen.’
‘Dat zullen die familieleden graag horen’, grinnikte Ellen. ‘Een hele week de pampers verversen van zo’n oudje en al je eten opnieuw tot pap mixen!’
Was het de shock of iets anders? Ellen was nooit echt fan geweest van oude mensen, dat wisten ze allemaal, maar nu was ze wel erg cru.
‘Dus die bejaarden zijn allemaal weg?’ vroeg Timmy.
‘Ik denk dat Deprez ons dat wilde komen vertellen’, zei Jean.
Het werd stil in het bureau. De jongeren keken elkaar één voor één aan. Langzaam begon het tot hen door te dringen welk gevolg hun ontdekking had.
‘We zijn hier helemaal alleen’, fluisterde Lien.
‘Dan is er maar één conclusie’, besloot Jean. Hij pauzeerde en keek de kamer rond. Hij wilde de woorden in zijn hoofd niet uitspreken.
Maar hij deed het toch.
‘Iemand van ons heeft Deprez vermoord.’
Niemand durfde te antwoorden. De gedachte was te gek om waar te zijn. Iemand van hen?
Lien legde haar hand voor haar mond en veegde iets weg. Jean kon het niet goed zien. Was dat bloed?
‘We moeten de politie bellen’, zei Timmy.
Jean nam zijn gsm. Timmy had gelijk. Dit konden ze zelf niet oplossen, ze moesten hulp inroepen. Er was vast een logische verklaring. Deprez had in zijn vinger gesneden, was beginnen bloeden en dan uitgeschoven in zijn eigen plas bloed. Of zoiets. Hij toetste het noodnummer in, maar er gebeurde niets.
Geen connectie.
‘Werkt jullie gsm?’ vroeg hij.
Nik, Timmy en Ellen checkten hun toestel, maar schudden het hoofd. Vreemd, had niemand verbinding?
‘We bellen niet!’
Iedereen keek op naar Lien. Ze stond met haar armen gekruist, veel vastberadener dan even daarvoor.
‘Geen gezever. Dit moeten we zelf oplossen.’
‘Dit kunnen we niet zelf oplossen’, zei Jean onmiddellijk. ‘Dit is geen film, hé.’
Hij keek Lien onderzoekend aan.
‘En wat heb je aan je mond?’
Lien keek geschrokken op.
‘Een snee, in mijn lip’, zei ze snel.
Een gespannen stilte volgde. Een storm van gedachten raasde door Jeans hoofd, maar hij wist niet meer wat hij moest geloven.
‘Jean’, zei Timmy na een tijdje. ‘Wat ligt er aan je voet?’
‘Een dode directeur’, antwoordde Jean droog. ‘Had je dat nog niet gezien?’
‘Nee, ernaast’, wees Timmy.’
Jean volgde zijn vinger. Een halve meter naast het lichaam van Deprez lag een boormachine. De boor was gedrenkt in bloed.
Jean nam zijn zakdoek en pakte de boor op. Hij hoefde zich niet af te vragen waarvoor die was gebruikt. Niet om een losse vijs van het bureau vast te schroeven. Wel om gaten te boren. Jean wedde dat deze mogelijkheid niet de handleiding stond.
‘Waarom gebruik je een zakdoek?’ vroeg Ellen. ‘Heb je iets te verbergen?’
‘Natuurlijk niet’, reageerde Jean boos. ‘Maar ik wil niet dat mijn vingerafdrukken overal opstaan.’
‘Daar is het een beetje laat voor.’
Nik wees naar het bloed op Jeans kleren.
‘Je had er beter wat eerder over nagedacht.’
‘Denk je dat ik…?’
Maar Jean kon zijn zin niet afmaken. Een snerpend geluid kwam van op de gang. Het gepiep van een deur. Of iets anders?
De jongeren stapten de kamer uit om te gaan kijken. In de lange donkere gang was een nieuwe streep licht verschenen. Was die er daarvoor ook geweest?
‘Het toilet’, fluisterde Ellen.
Langzaam naderden ze de deur. Jean besefte plots dat hij de boormachine nog vast had en liet ze vallen. Het toestel kletterde in de gang. Als er een onderzoek kwam, zou hem dat geen goede punten opleveren.
Timmy legde zijn hand op de klink. Van achter de deur kwam een hoog, zacht gejammer. Timmy keek naar de anderen, om te vragen wat hij moest doen.
‘Openmaken’, beval Nik. ‘Misschien zit de moordenaar erachter.’
Hij boog zich voorover, nam de boormachine in zijn hand en hield ze voor zich uit, klaar om toe te slaan. Waarom hield Nik geen rekening met zijn vingerafdrukken?
Timmy telde af. Drie, twee, één.
Hij opende de deur.
Een oude grijzende vrouw keek hen verschrikt aan. Ze droeg een nachtkleed dat zelfs in de middeleeuwen al uit de mode was. Haar make-up was uitgelopen van het huilen. Jean herkende haar.
‘Noëlla? Wat doe jij hier?’
Noëlla was het jaar ervoor nog kandidate geweest in hun programma JEF Home Deluxe, waarbij 10 bejaarden streden om een plaatsje in een luxehome. Noëlla had helaas niet gewonnen en daarom zat ze nog steeds in Rozengeur. Ze was wel een van de populairste figuren van de show geweest, omdat ze steeds de bedpannen van de andere kandidaten verstopte en er niet voor terugdeinsde een rolstoelband van een concurrent plat te zetten.
‘Ik geraak niet van het toilet’, snikte Noëlla.
Ze zat scheef op de bril en steunde met haar ene hand tegen de lavabo en de andere tegen de toiletrol. Ze was haar evenwicht verloren en had dat niet kunnen herstellen. Jean schoot naar voren om haar te helpen. De anderen bleven op veilige afstand.
‘Hoe lang zit je hier al?’ vroeg Jean, terwijl hij Noëlla overeind trok.
‘Ik weet het niet, veel te lang.’
Nu ze besefte dat ze gered was, veranderde haar gemoed van angstig naar boos.
‘Jullie hadden me wel wat sneller mogen helpen!’
Jean besloot niet te reageren en trok haar verder omhoog. Een vieze walm prikkelde zijn neusgaten. Vanuit een ooghoek zag hij de anderen nog wat verder achteruit gaan.
‘Verdorie Noëlla, je moet je kon t nog afvegen. Ga terug zitten.’
Maar Noëlla wilde geen seconde langer meer verblijven tussen de muren die haar zo lang gevangen hadden gehouden.
‘Nee! Ik wil hier weg!’
Jean liet haar niet doen, en drukte haar vriendelijk,maar vastberaden voorover.
‘Doet me denken aan een van onze songs’, zei Timmy. ‘When the shit keeps on coming.’
Hij begon het prompt te neuriën, zoals hij wel vaker deed op ongepaste momenten. Het maakte Noëlla alleen maar bozer.
‘Ben je met mij aan het lachen? Kom hier als je durft!’
Jean hield haar opnieuw tegen en probeerde ondertussen enkele blaadjes wc-papier af te scheuren. Maar de oude dame was sterker dan hij had verwacht. De geur van het niet doorgespoelde toilet maakte hem misselijk. Hij moest voortmaken.
‘Rustig maar, Noëlla, ik help je wel’, suste hij.
Boven zijn hoofd kwam Ellen gebogen. Ze keek even in de spiegel van het toilet en legde haar haren goed, met één hand, want de andere gebruikte ze om haar neus dicht te knijpen. Daarna wilde ze zich weer uit de voeten maken, maar dat was buiten Noëlla gerekend. Ze greep met haar knokige hand de arm van Ellen en trok haar naar zich toe. Jean was te verrast om te reageren en loste zijn greep. Noëlla schoot naar voren en duwde Ellen achteruit, waardoor ze hard tegen de muur viel.
Jean verloor zijn evenwicht en knalde met zijn kin op de toiletpot. Zijn hand belandde recht in de toiletpot.
‘Gatver!’ vloekte hij, wreef over zijn pijnlijke kin en besefte te laat dat hij dat deed met de hand die in Noëlla’s uitwerpselen had gezeten.
Noëlla was intussen niet te stoppen. Ze richtte haar woede op Timmy, die nog steeds aan het neuriën was. Verrassend snel voor haar leeftijd griste ze de boormachine uit Niks handen en sprong naar Timmy.
Lien zag het gebeuren en schoot naar voren. Ze nam Noëlla’s beide polsen vast en beet in haar keel. Noëlla stortte levenloos op de grond. Jean kon zijn ogen niet geloven. In een flits zag hij Liens hoektanden: ze waren lang en puntig. En er hing bloed aan.
‘Fuck, Lien. Wat heeft dat te betekenen?’
Lien likte een druppel bloed van haar lippen en keek hen grijnzend aan. Niemand durfde dichterbij te komen.
‘Je kunt niet alles weten’, zei ze.
‘Wel als je overtuigend genoeg bent’, zei Nik.
Hij tastte in zijn achterzak en haalde er een pistool uit. Jean, Ellen en Timmy deinsden nog meer achteruit. Lien bleef onverzettelijk staan.
‘Doe geen moeite’, zei ze. ‘Denk je dat ik je favoriete speeltje nog nooit gezien heb?’
Niks hand trilde, maar hij bleef Lien onder schot houden. Dikke druppels zweet parelden over zijn voorhoofd.
‘Denk je dat ik je nog nooit aan het werk heb gezien? Wanneer je voor je plezier mensen vermoordt?’
‘Zwijg!’ brulde Nik.
Maar Lien ging door. Ze had net een oud vrouwtje de keel doorgebeten, maar toch keek iedereen naar Nik, je moest het maar doen. Het was alsof een bankovervaller de aandacht probeerde af te leiden door erop te wijzen dat één van de agenten van het SWAT-team in zijn vrije tijd de vleugels van vlinders afknipte.
‘Gotcha, noemen jullie het, zeker? Maar dan voor het plezier. Dat zullen je slachtoffers graag horen!’
‘Je weet er niks van’, schreeuwde Nik. ‘Je doet net hetzelfde!’
‘Ik doe dit niet voor mijn plezier’, schudde Lien het hoofd. ‘Ik heb geen keuze.’
‘Bullshit’, gromde Nik.
Hij haalde de trekker over en knalde drie keer de gang in. De kogels versplinterden de deur op het einde van de gang. Op de plek waar Lien had gestaan, hing alleen nog een mistige rook. In de verte zagen ze een vleermuis fladderen. Timmy legde zijn hand op Niks schouder, die nog steeds trilde over zijn hele lichaam.
‘Schat, wat heeft dat te betekenen? Wat bedoelde Lien met die Gotcha?’
Meteen sloeg hij zijn hand voor zijn mond. Hij wist dat hij zich versproken had. Jean en Ellen keken elkaar even aan. Ellen haalde haar schouders op en keek snel in een handspiegel. Het schot had haar haar gelukkig niet in de war gebracht.
‘Wat hebben jullie…?’ begon Jean.
Hij maakte zijn zin niet af. Naast de andere gebeurtenissen, was dit nauwelijks nieuws te noemen. Hoe konden ze al drie jaar samenwerken en toch zo weinig van elkaar weten? En wat had dit allemaal te maken met de moord op Deprez?
‘Ik bel gewoon de politie’, zei Jean. ‘Zij lossen het wel op.’
Dat had hij beter niet gezegd. Hij herkende de klik van een pistool dat opnieuw geladen werd. En het was op hem gericht.
‘Ik heb gezegd: geen politie’, zei Nik zacht.
Jean twijfelde. Zou Nik echt op hem durven schieten? Hij kon geen risico nemen.
‘Er is vast een goede reden waarom je Deprez hebt vermoord’, zei Jean zo vriendelijk als het moment hem toeliet. ‘We komen hier samen uit.’
‘Ik heb Deprez niet vermoord’, antwoordde Nik. ‘Maar ik kan jullie niet zomaar laten gaan. Jullie kennen mijn geheim.’
Zijn ogen waren ijskoud. Met zijn linkerhand ondersteunde hij de hand waarin het pistool rustte. Hij mikte op Jean. En schoot.
Jean kneep zijn ogen dicht toen hij de knal hoorde. Daarna voelde hij niets meer. Hij had verwacht dat het immens pijn zou doen, maar het viel mee. Doodgaan was dus zacht. Spijtig dat mensen op aarde dat niet wisten.
Het gegil van Timmy deed Jean zijn ogen openen. Voor hem lag Timmy zieltogend op de grond, een diepe vleeswonde gaapte in zijn schouder. Hij had de kogel opgevangen. Nik knielde jammerend en hield Timmy’s hoofd omhoog.
‘Sorry, lieverd’, mompelde hij. ‘Waarom spring je er nu voor?’
‘Baby, join me in death’, zong Timmy hees.
Jean twijfelde tussen helpen en rennen. Als Nik het in zijn hoofd kreeg om hem de schuld te geven van Timmy’s wonde, zou hij opnieuw beginnen schieten.
‘We moeten hier weg’, fluisterde hij tegen Ellen en trok aan haar arm.
Zo geruisloos mogelijk slopen ze de gang uit. Nik had alleen nog aandacht voor Timmy. Het bloed spoot in verontrustende hoeveelheden uit zijn schouder.
Toen ze langs het kantoor van Deprez kwamen, stopte Jean. Ellen botste tegen hem aan, maar vloekte voor een keer niet. Integendeel, ze liet haar handen langer dan normaal op zijn armen rusten. Jean had haar al wel eens stiekem naar hem zien kijken terwijl ze Daily Zen presenteerde, maar hij had altijd gedacht dat ze eigenlijk naar Lien keek.
Hij schudde haar van zich af en stapte het kantoor binnen. Hier was alle onheil begonnen, misschien kon hij hier ook de oplossing vinden. Hij probeerde niet te veel te kijken naar de holle blik van Deprez en zette zich voor de computer. Even schuiven met de muis en de schermbeveiliging sprong af.
Oef, geen paswoord. Jean bekeek de documenten die de directeur had laten openstaan. Dossiers van de bewoners van Rozengeur. Het laatste waarin Deprez had gewerkt was dat van Emiel Vertommen.
‘Emiel Vertommen’, mompelde Jean. ‘Waar ken ik die naam van?’
Ellen kwam nieuwsgierig over zijn schouder meekijken. Jean wist niet of ze haar eigen portret in het computerscherm checkte of echt wilde meelezen. Jean bestudeerde het dossier. Onderaan stonden enkele persoonlijke getuigenissen van de man.
Emiel Vertommen was een weemoedige man die op het punt stond om Rozengeur te verlaten. Hij was enorm graag in het tehuis geweest, maar moest nu weg. Blijkbaar lag hij in onenigheid met Deprez. Volgens Emiel had Deprez hem een keer van de trap geduwd, gewoon om hem dwars te zitten. En zo waren er nog een aantal pesterijen.
Jean wist niet wat hij moest geloven. Hij kende Deprez als een strenge, maar lieve man. Zou hij werkelijk in staat zijn een oude man in een rolstoel van de trap te duwen?
‘Grappig’, zei Ellen. ‘Timmy heet ook Vertommen.’
Het duurde even voor het tot hen beiden doordrong. Na vandaag geloofde Jean niet meer in toeval.
‘Emiel is de opa van Timmy’, zei Jean.
‘En Deprez behandelde hem slecht’, vulde Ellen aan.
‘Timmy kennende zal die dat niet zomaar hebben laten gebeuren.’
Dit werd ingewikkeld. Jean was beter meteen na de opnames naar huis gegaan, dan waren zijn vrienden nog gewoon zijn vrienden. En geen potentiële moordenaars.
‘We bellen nu de politie!’
Ellen knikte en kwam achter het bureau vandaan om Jean plaats te geven. Ze misstapte zich echter en struikelde over het lichaam van Deprez. Ze buitelde over de vloer en kwam in het bloed terecht. Haar blonde haren kregen meteen een kleurspoeling.
Ziedend kwam ze overeind.
‘Verdomme, klootzak! Ga je weer in de weg staan? Eerst moet je me niet hebben en nu laat je me niet meer los!’
Jean keek haar geschrokken aan, de hoorn van de telefoon nog in de hand. Het kon dus toch nog ingewikkelder.
Terwijl Ellen in een spiegel aan de muur keek en het luid op een gillen zette, weerklonk er gestommel in de gang. Jean sprak snel een boodschap in voor de politie en ging kijken. Nik sleepte een bijna leeggebloede Timmy door de gang en liet een rood spoor achter. Helemaal achterin de gang likten twee kleine vleermuizen met smaak aan de rode vloeistof.
‘Bleed the pressure!’ zong Timmy al rochelend.
Toen Nik de anderen opmerkte, liet hij Timmy vallen, waardoor diens hoofd hard op de vloer viel. Van de schok sprong een van de vleermuizen op en scheerde door de gang, recht op Nik af. Die bukte zich nietsvermoedend voorover en drukte een kus op Timmy’s voorhoofd. De vleermuis miste haar doel en sloeg te pletter tegen de muur. Onmiddellijk veranderde ze weer in het oude vrouwtje Noëlla, die kuchend over de vloer rolde.
Nik pakte zijn pistool en begon op de andere vleermuis te schieten. Die ontweek echter handig de schoten en fladderde steeds dichterbij. Vlak voor Niks neus veranderde ze in Lien. Met een uitgestreken gezicht sloeg ze het pistool uit zijn handen.
‘Genoeg geschoten, cowboy. Heb je nu nog niet door dat het niet helpt?’
Nik zei niets. Hij ging weer op zijn knieën zitten en wreef zachtjes over het hoofd van Timmy. Ellen kwam uit de kamer en slaakte een nieuwe gil toen ze het bleke gezicht van Lien zag en vooral dan de streep bloed op haar kin.
‘En nu blijft iedereen staan’, zei Jean plots.
Hij had het pistool van Nik opgeraapt en hield vanuit de deuropening de anderen onder schot. Gelukkig zagen ze niet dat zijn hand trilde. Gelukkig wisten ze niet dat hij nog nooit met een pistool geschoten had. En gelukkig beseften ze niet dat hij op zijn eentje al de rest niet kon neerschieten. Als hij dat al zou willen.
Zelfs Lien bleef op een afstand, ook al was inmiddels duidelijk dat zij niet vatbaar was voor gewone kogels. Daar zouden ze iets van zilver voor nodig hebben.
‘We lossen de zaak hier en nu op’, zei Jean. ‘De politie is op komst. Zij regelen het straks verder.’
In zijn hoofd begonnen de puzzelstukken in elkaar te passen. Er was veel informatie te verwerken, maar als hij de juiste elementen met elkaar verbond, was er maar één mogelijke conclusie.
‘Eigenlijk is het simpel’, richtte hij zich tot Lien. ‘Ik weet niet wat je precies bent, maar het lijkt er sterk op dat jij het bloed van Deprez nodig had.’
‘Je bent een vampier’, zei Ellen hoofdschuddend. ‘En we hebben het nooit gemerkt! Hoe komt het dat jij daglicht kon verdragen?’
Lien lachte luid en angstaanjagend. Jean wist dat ze elk moment op hem af kon springen en zijn keel doorbijten. Dan eindigde hij zoals Noëlla, buiten dan het feit dat zijn vel iets strakker was natuurlijk.
‘Een vampier?’ reageerde Lien. ‘Jullie kijken te veel films. Vampiers bestaan niet. En als ze bestaan dan zijn het watjes.’
‘Wat ben je dan wel?’ wilde Jean weten.
Lien haalde haar schouders op.
‘Er is niet echt een naam voor. Ik ben wie ik ben. Ik ben zo geboren.’
‘Zo geboren?’ vroeg Ellen. ‘Ben je niet gebeten?’
‘Word wakker, lieverd’, grinnikte Lien. ‘Zo werkt het niet altijd. Ik heb een mama en een papa, net zoals jullie.’
‘Maar je hebt wel Deprez vermoord!’ sprong Nik plots recht.
‘Toch niet’, zei Jean.
Nik en Ellen keken hem verbaasd aan. Timmy probeerde zijn wenkbrauwen te fronsen, maar kwam niet verder dan een Frankensteinachtige blik.
‘Als Lien Deprez had vermoord, had ze hem gebeten. Dan had ze geen boormachine nodig gehad. En bovendien had ze geen echte reden.’
Ellen zette een stap naar voren en wees naar Timmy.
‘En die had hij wel!’
Nik schudde het hoofd.
‘Wat heeft Timmy nu met Deprez te maken?’
‘Zijn opa zit hier in het rusthuis’, viel Jean Ellen bij. ‘En die opa werd lastiggevallen door Deprez.’
Nik keek naar Timmy.
‘Waarom heb je me dat nooit verteld?’
Timmy keek hulpeloos naar Nik.
‘I’m sorry, for the times I told you lies’, citeerde hij Anouk. Echt zingen was er niet meer bij, het was meer bloed gorgelen.
‘Heb jij Deprez…’, wilde Nik vragen, maar Timmy schudde meteen het hoofd.
‘Ik geloof hem’, zei Jean. ‘Timmy wilde Deprez wel eens aanpakken en vanavond vond hij een perfect moment. Maar Deprez was dood voor Timmy de kans kreeg.’
Jean liet een stilte vallen. Hij zag hoe Nik begon te zweten. In de verte weerklonk de sirene van een politiewagen. Ze waren snel.
‘Lien, tast eens in Niks zak’, beval Jean. ‘Ik wil weten wat erin zit. Hij heeft daarstraks iets weggestopt.’
Nik zette een stap achteruit.
‘Jullie blijven van me af. Ik heb niets gedaan!’
‘Werk even mee, Nik’, zei Ellen. ‘Je maakt het alleen maar erger.’
Lien stapte op Nik toe en hield zijn armen vast. Nik begon hevig te spartelen, maar hield daar snel mee op toen Lien haar hoektanden liet zien. Ellen schoot Lien te hulp en doorzocht de zakken van Nik. Ze haalde een papiertje tevoorschijn en vouwde het open.
‘Deprez’, las ze voor.
‘Ik dacht het al’, zei Jean. ‘Hou hem maar goed vast. We houden hem hier tot de politie er is.’
‘Deprez was zijn volgende slachtoffer’, knikte Lien.
Jean kon het nog altijd niet helemaal vatten. Hij probeerde het hardop te zeggen om het zo wat wezenlijker te maken.
‘Ik weet niet exact waar je mee bezig bent’, zei hij tegen Nik. ‘Maar volgens mij is het een fucked up Gotcha genootschap. Jullie krijgen telkens een papiertje met een nieuwe naam. Als jullie die afgeknald hebben, gaan jullie naar de volgende.’
Nik sloeg zijn ogen neer. Jean zat op het goede spoor.
‘En toen je de naam van Deprez kreeg, dacht je waarschijnlijk: makkie, die knal ik wel af na een opname. Wat krijgen jullie ervoor? Geld? Of is het enkel voor de kick.’
Nik schudde heftig het hoofd.
‘Je begrijpt dat niet.’
‘Gelukkig maar’, mompelde Jean.
‘Maar ik heb hem niet vermoord’, zei Nik. ‘Echt niet.’
Ellen stompte hem hard in de maag.
‘Hoe kun je zo blijven liegen? Je bent op heterdaad betrapt! Ik zal blij zijn als de politie er is. Dan kunnen ze jou en je gestoorde spelletjes meenemen.’
Ze draaide zich om en keek verbaasd op toen Jean het pistool niet meer op Nik had gericht. In de plaats daarvan wees het recht naar haar.
‘Nik heeft Deprez niet vermoord’, zei Jean met een kille stem.
Ellen hief haar handen naar het plafond.
‘Wat is dit nu weer voor onzin. Hij is een zieke geest, hij heeft een pistool en op het papiertje met zijn volgende slachtoffer staat Deprez!’
Jeans hand trilde niet meer nu. Hij was zeker van zijn stuk.
‘Misschien had Nik Deprez kunnen vermoorden. Maar hij heeft het niet gedaan. Iemand was hem voor.’
Ellen keek verschrikt van Jean naar de anderen. Ze wist waar hij naartoe wilde.
‘Als Nik het had gedaan, had hij geschoten. Nik heeft geen boor nodig om slachtoffers te maken. Deprez heeft de pech gehad dat hij iemand afwees die verliefd op hemwas. Iemand die hem dat heel kwalijk nam. En hij had nog meer pech: hij had een boormachine in zijn kantoor staan. Want je wilde hem eerst niet vermoorden, hé Ellen? Tot hij je echt buiten gooide. Tot je die boormachine zag staan. En je werd woedend. Afgewezen worden door een oude man. Iedereen zou je uitlachen. Tenzij niemand het te weten kwam. En daar was maar één manier voor.’
Jean haalde diep adem. Hij zag aan Ellen dat hij gelijk had. Ze werd helemaal rood, haar ogen schoten in het rond, op zoek naar een uitweg. Maar die was er niet.
‘Klootzak’, siste ze. ‘Jullie allemaal. Klootzakken. En Deprez nog het meest. Die ouwe zak. Hoe kan hij zoiets afwijzen?’
Ze wreef over haar lichaam.
‘Hij sprong zelfs op Noëlla.’
Ze liet even haar hoofd zakken, maar bewoog dan razendsnel. Met een kattensprong wierp ze zich op Jean. Die viel achterover en knalde met zijn hoofd tegen de muur. Lien kwam onmiddellijk in beweging en sprong op haar beurt op Ellen. Ze worstelden hevig, Ellen probeerde Liens mond op afstand te houden. Er werd gekrabd en gekletst, maar niemand kreeg de overhand. Tot Lien met een welgemikte trap Ellen van zich afwierp. Ze vloog recht op Timmy af en belandde bovenop hem. Een brommend geluid klonk door de gang.
En dan werd het stil.
Ellen bewoog niet meer.
Timmy duwde haar van zich af met zijn laatste krachten. De boormachine zat in zijn rechterhand – hij had ze meegenomen uit de vorige gang - , vol bloed. Nieuw bloed. Hij keek opzij, naar het lichaam van Ellen.
‘Ik heb haar toch nooit echt gemogen’, bromde hij.
Jean kwam overeind, blij dat het voorbij was. Maar ook JEF TV was voorbij, voorgoed, dat wist hij zeker. Een heftige dood gestorven, in tegenstelling tot de meeste van hun kijkers.
Maar misschien was het wel goed zo. Misschien moest hij maar iets anders beginnen.
Iets voor jongeren ofzo.
maandag 1 november 2010
Jonas op de boekenbeurs
Zaterdag 6 november:
van 10u30 tot 13u30 bij De Eenhoorn (zaal 2)
van 13u30 tot 15u30 bij Standaard Uitgeverij (zaal 4)
En van 16u tot 16u45 is er een interview met mezelf en onder andere Helen Vreeswijk over thrillers voor Young Adults (in de oranje zaal)
Donderdag 11 november
van 13u tot 14u bij Poespas (zaal 2)
van 14u tot 16u bij Standaard Uitgeverij (zaal 4)
Tot dan!
van 10u30 tot 13u30 bij De Eenhoorn (zaal 2)
van 13u30 tot 15u30 bij Standaard Uitgeverij (zaal 4)
En van 16u tot 16u45 is er een interview met mezelf en onder andere Helen Vreeswijk over thrillers voor Young Adults (in de oranje zaal)
Donderdag 11 november
van 13u tot 14u bij Poespas (zaal 2)
van 14u tot 16u bij Standaard Uitgeverij (zaal 4)
Tot dan!
Jonas schrijft live een boek bij JIM!
Deze week is het weer the Big Live bij JIM. 168u live televisie, 168u pure fun. En ook Jonas komt live iets doen: een boek schrijven. Elke dag komt hij een uurtje in de studio zitten om te schrijven.
En jullie mogen mee beslissen wat er gaat gebeuren! Via JIM.be en via sms kan je mee bepalen hoe de personages eruit zien, wat er gaat gebeuren in het verhaal, ... Wordt het horror of komedie? Wordt het eenvoudig of ingewikkeld.
Jij beslist mee!
Maandagavond 1/11 de eerste keer om 20u! Zeker kijken!
En jullie mogen mee beslissen wat er gaat gebeuren! Via JIM.be en via sms kan je mee bepalen hoe de personages eruit zien, wat er gaat gebeuren in het verhaal, ... Wordt het horror of komedie? Wordt het eenvoudig of ingewikkeld.
Jij beslist mee!
Maandagavond 1/11 de eerste keer om 20u! Zeker kijken!
Abonneren op:
Posts (Atom)