We probeerden onze geschrokken blikken te verbergen, maar ik had niet het gevoel dat dat echt lukte. Watson kon een fijne frats echter altijd op prijs stellen en greep de hand van Bigshot.
‘Wel, meneer Bigshot, aangenaam u te ontmoeten. Ik moet zeggen dat u sprekend op uw butler lijkt!’
Bigshot glimlachte minzaam. ‘Dat hoor ik wel vaker.’
‘Zeker als niemand je ervoor waarschuwt’, knikte Watson terwijl hij een vernietigende blik op Pitt wierp, die zowat door zijn stoel was gezakt van schaamte. Nog iets dieper en je zou denken dat hij een deel van het meubel was.
‘Maar laten we de geintjes achterwege houden’, sprak Bigshot ernstig. ‘U heeft vast een goede reden om hier te komen, niet?’
‘We zouden u graag enkele vragen stellen’, bevestigde Watson.
‘Laat ik u dan eerst iets te drinken aanbieden. Praten gaat beter met een gesmeerde keel.’
Ik had niets meer gedronken sinds we uit Londen waren vertrokken en keek uit naar een drankje, maar Watson schudde kort zijn hoofd. Ik probeerde mijn teleurstelling niet te laten blijken.
‘Nee, dank u, we blijven niet lang. Waarom laat u die veerboten zinken in de rivier?’
Stilte. De vraag had alle aanwezigen, mij inclusief, verrast. Deze ondervragingstechniek hadden we nooit aangeleerd gekregen, maar was op en top Watson. Hij vroeg wat hij te vragen had en al de rest deed er niet toe. Watson bleef Bigshot strak aankijken terwijl die naar zijn woorden zocht.
‘Is dat niet het werk van de duivel?’ antwoordde hij ten slotte.
‘Misschien bent u de duivel wel?’ pikte Watson er onmiddellijk op in.
Bigshot herstelde zich snel van de onverwachte beschuldiging en glimlachte.
‘Wel, u heeft me betrapt. Ik had nog speciaal mijn horens en mijn staart afgedaan, maar u heeft ongetwijfeld mijn zwaveladem geroken.’
Ik wist dat Watson een beetje tegenstand altijd kon appreciƫren en hij ging dan ook gretig in op de beeldspraak van Bigshot.
‘Een duivel hoeft geen horens te hebben om een echte duivel te zijn’, zei hij cryptisch. ‘Hoe ver staat u met de plannen voor uw brug?’
Bigshot schudde zijn hoofd terwijl hij ging zitten.
‘U heeft met de veerman gepraat? Altijd hetzelfde liedje over die brug. Waarom zou ik een brug willen bouwen?’
‘Om uw hotel en uw restaurant te verbinden’, mengde ik me in het gesprek en kreeg gelukkig geen verwijtende blik van Watson.
‘Dat doet de veerboot toch ook?’ antwoordde Bigshot met een nieuwe vraag.
‘Maar die vaart niet lang genoeg en dat is lastig voor uw klanten’, pareerde ik. Zo’n kruisverhoor beviel me wel.
Bigshot zuchtte diep en boog zich langzaam voorover, tot hij me diep in de ogen kon kijken.
‘Ten eerste: kijk eens om u heen. Denkt u dat ik echt nog wakker ga liggen van een ontevreden klant?’
Ik moest toegeven dat hij een punt had. Hij zou er geen boterham minder om moeten eten.
‘En ten tweede. Denkt u dat er meer toeristen naar hier zouden komen als er een lelijke brug over de rivier gebouwd werd? Nee, integendeel. En minder toeristen betekent minder inkomsten, dus maakt u mijn rekening maar.’
Ik keek wat bedremmeld naar Bigshot en wist niet wat zeggen. Ik vond het veel leuker wanneer ik de vragen mocht stellen. Terwijl Bigshot zich zelfgenoegzaam in een zetel liet zakken, zocht ik met mijn ogen steun bij Watson. Die had echter zijn hoofd weggedraaid van ons, alsof hij intens aan het luisteren was.
Behoedzaam kwam hij overeind, stapte zonder ons te waarschuwen naar de deur en trok ze met een ferme ruk open.
‘Blijf staan!’
Door de smalle opening zag ik nog net een gedaante wegrennen. Voor Watson kon reageren, was de persoon al door de voordeur verdwenen. Watson draaide zich weer om en keek me glimlachend aan.
‘We zijn blijkbaar populair in Dartmouth!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten