Summer hoefde het niet te controleren. Hij vertrouwde op Sams oordeel – en hoopte stiekem dat het niet klopte. Hij greep de bureaustoel van achter het bureau en plaatste hem voor zich.
‘Spring erop, meneer Smith.’
Sam wilde vragen waarom, maar hield zich in, hij zou het snel genoeg merken. Hij plaatste zich op de stoel en Summer draaide hem om. Even keken ze elkaar in de ogen.
‘Ik moet het proberen’, zei Summer, bijna verontschuldigend.
‘Wat proberen?’
Summer antwoordde niet maar gaf een flinke duw tegen de stoel, waardoor die met een behoorlijke vaart tegen de deur knalde. Door de schok viel Sam eraf. De deur daarentegen gaf geen krimp.
‘Verdorie’, mompelde Summer. ‘Steviger dan ik dacht. We zullen ze op een andere manier open moeten krijgen.’
‘Kunt u de code niet kraken?’ vroeg Sam terwijl hij over zijn pijnlijke achterhoofd wreef.
‘Domme vraag, meneer Smith.’
Sam keek naar de deur en besefte dat Summer gelijk had. Dit kantoor had een gewone deur met een sleutelslot, geen schuifdeur met een code. Dat had hij moeten weten, want niet veel voordien was die deur nog voor zijn neus dichtgesmakt geweest.
‘Heeft u dan geen loper voor alle deuren?’
Summer was naar de deur gelopen en bracht zijn oog naar het sleutelgat.
‘Nee, maar die zou ik misschien wel moeten hebben.’
Summer voelde aan de kraag van zijn hemd en deed een stap achteruit. Sam vroeg zich af wat hij van plan was.
‘Kunt u even uit de weg gaan, meneer Smith? Ik weet niet wat er nu zal gebeuren.’
Sam besloot geen uitleg te vragen en zette een stap opzij. Als Summer al niet wist wat er hen te wachten stond, dan zou het best wel eens gevaarlijk kunnen worden. Hij wierp een blik op de computer. De klok bleef verder tikken, maar Sam kon nergens uit afleiden hoeveel tijd ze nog hadden. Hij hoopte genoeg.
‘Hier gaan we’, zuchtte Summer en hij zette zich op zijn knieën voor de deur. Hij bracht de kraag van zijn hemd naar het sleutelgat en controleerde of hij goed stond. Sam kreeg bange vermoedens over Summers plan. Het zou inderdaad gevaarlijk worden.
Summer drukte op een knoop aan zijn mouw en een gifpijltje boorde zich vanuit zijn kraag in het sleutelgat. Het slot knarste onder de kracht van het pijltje, dat terug werd geslingerd en rakelings langs Summers hoofd zoefde. Als Sam had gestaan waar hij daarnet had gestaan, had het hem recht in zijn buik getroffen.
Summer duwde op de klink en de deur ging open. Het was gelukt! Summer en Sam spurtten door de deuropening.
‘Net op tijd’, blies Summer. ‘Maken dat we hier wegkomen!’
Ze maakten aanstalten om de gang uit te lopen, toen Sam plots stopte.
‘Wacht!’ riep hij.
‘Wat?’
‘Jones ligt er nog!’
Summer beet zo hard op zijn lip dat Sam vreesde dat ze eraf zou vallen. Hij draaide zich om en dook opnieuw het kantoor in.
‘U pakt zijn benen, ik zijn hoofd’, beval Summer.
Sam deed wat hem gevraagd was en sleurde samen met Summer het lichaam van Jones naar buiten. Jones woog behoorlijk wat en Sam had de grootste moeite om hem vast te houden.
‘Blijven lopen!’ riep Summer. ‘We moeten ver genoeg zijn.’
Sam pakte Jones wat beter vast en gebruikte al zijn krachten om hem omhoog te houden. Toen hij zijn hoofd in zijn nek wierp, zag hij op het einde van de gang een man staan.
‘Help ons!’ riep Sam.
Maar de man bewoog niet. Pas dan drong het tot Sam door dat de man een zwarte bivakmuts op zijn hoofd had. Ook Summer had hem gezien. Even stonden ze stil en keken ze elkaar aan. Dan maakte de man zich uit de voeten.
‘We moeten achter hem aan!’ schreeuwde Sam.
‘Later!’ riep Summer terug. ‘Eerst Jones in veiligheid brengen.’
Ze konden nog enkele meters verder struikelen, alvorens een enorme knal hen tot stilstand bracht. Jones viel op de grond en Summer en Sam vielen er bovenop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten