De scheepsjongen was nog maar net verdwenen en Watson sprong alweer recht, klaar voor een volgende actie.
‘Als we een beetje voortmaken, zijn we morgenvroeg alweer thuis’, zei hij opgewekt. ‘Ik ben even weg, iemand een bezoekje brengen.’
‘Nu nog? Het is al laat’, reageerde ik.
‘Ze zullen wel opendoen’, glimlachte Watson. ‘Ik ben nogal goed in het op deuren bonken in het midden van de nacht.’
Voor ik nog iets kon vragen, was hij weg. Stom dat ik niet gevraagd had wie hij ging opzoeken. Mijn enige reactie was geweest dat het al laat was. Ik moest prioriteiten leren stellen!
Wat moest ik doen? Blijven wachten tot hij terug was? Officieel wel, want mijn baas had me geen instructies gegeven. Maar iets zei me dat Watson geen baas was die wilde dat je wachtte op instructies. Ik moest iets ondernemen, maar wat?
Ik stapte de bar binnen en keek rond. De gemoederen waren ondertussen wat bedaard, maar het spook van de duivel was nog niet helemaal verdwenen. Mensen fluisterden tegen elkaar en keken spiedend om zich heen, alsof ieder van hen elk moment in de duivel kon veranderen.
De buitendeur zwaaide open en ik zag de scheepsjongen erdoor glippen. Waarom weet ik niet, ik had waarschijnlijk niets beters te doen, maar ik besloot hem te volgen.
Toen ik het hotel buiten stapte, was de straat al helemaal leeg, de jongen was verdwenen. Op goed geluk stapte ik in de richting van de rivier, aangezien daar alles te doen was geweest. En ik had onmiddellijk prijs. Ik verschool me op ongeveer dezelfde plek waar ik met Watson een tijdje geleden had gezeten.
Robert Bigshot stond aan de rivier te discussiëren met de schipper. Die dekselse Bigshot! Hij bleef echt overal opduiken, alsof hij wist dat we hem zagen. Ik spitste mijn oren om te kunnen meeluisteren, maar ze stonden veel te ver. Bigshot snauwde dingen als ‘bedrieger’ en vroeg wat de schipper wilde bereiken. De schipper hield zich op zijn beurt bijzonder kalm en reageerde kort op het getier van Bigshot. De scheepsjongen stond ernaast en durfde zich niet moeien. Met zijn handen in zijn zakken wiegde hij ongemakkelijk heen en weer.
Ik besloot iets te doen. Als je nauwelijks kunt horen wat er wordt gezegd, heeft afluisteren bijzonder weinig zien. Ik richtte me op en stapte naar de mannen toe. Toen ze me zagen verstomde hun gesprek onmiddellijk.
‘Ruzie, heren?’ vroeg ik zo ernstig mogelijk, terwijl mijn hart in mijn keel bonkte. Het was de eerste keer dat ik zonder Watson op stap was.
‘Nee hoor’, antwoordde de schipper. ‘Meneer Bigshot kwam vragen naar het verhaal van de duivel. Hij ging trouwens net vertrekken.’
Ik merkte een heel kleine giftige glimlach op in de richting van de rijke aannemer.
‘En wat hebt u dan verteld?’
‘Dat ik heel trots ben op Chris natuurlijk. Tenslotte heeft hij de duivel verjaagd.’
De scheepsjongen lachte trots bij het complimentje van zijn baas, maar richtte al snel zijn hoofd alweer naar de grond. Ik wist niet of ik ooit eerder zo’n stuntelige held had ontmoet.
‘Natuurlijk’, knikte ik. ‘Mijn innige deelneming trouwens voor uw boot.’
‘Dank u’, zei de schipper. ‘Maar het zal wel weer een tijdje duren voor ik het verwerkt heb.’
Hij had het zonder emotie gezegd, alsof hij een standaard zinnetje afratelde. Het leverde hem een boze blik en een luide zucht van Bigshot op. In de stilte die volgde had ik spijt dat ik op hen toe gestapt was. Zo zou ik niets te weten komen, ze zouden niks lossen. Om iets te ontdekken moest ik hen schaduwen.
Ik bedankte hen voor het korte gesprek en vertrok. Ze keken me fronsend na, zich afvragend wat ik had willen bereiken. Om de hoek wachtte ik tot Bigshot weg zou gaan, wat hij niet veel later deed. Maar het vervelende was dat ook de scheepsjongen zich uit de voeten maakte.
Ik twijfelde. Wie zou ik volgen?
Geen opmerkingen:
Een reactie posten