zondag 14 maart 2010

De koffer - deel 5

Summer had niet veel informatie nodig om iets te begrijpen. Sams starende blik naar de schermen was voldoende om een conclusie te trekken.
‘U denkt dat het om de koffer uit de missie gaat?’
Sam knikte. ‘De koffer die ik moest zoeken.’
Summer staarde op zijn beurt nadenkend naar de schermen. Zijn hand wreef over zijn kin alsof hij wilde voelen of hij zich wel glad geschoren had.
‘U beseft toch dat dat geen echte koffer is?’
Sam knikte opnieuw. ‘Dat weet ik. Maar dat hoeft niet te betekenen dat er niets mis mee kan zijn.’
‘Daar heeft u alvast gelijk in. We moeten het op zijn minst onderzoeken.’
Summer nam een stoel en zette zich aan een tafel waarop een groot paneel met kleurrijke lichtjes en knoppen was bevestigd.
‘Eens kijken. Waar had Spring die koffer ook alweer verstopt?’
Summer bediende het paneel bijna blindelings. Met een druk op de juiste knop bracht hij de ruimtes een voor een op de schermen. Elk scherm gaf de ruimte vanuit een andere hoek weer. Sam tuurde mee, maar zag nergens een koffer verschijnen. Wat hij wel zag, was een schuifdeur in de ruimte waar hij zich op het einde van de oefening had verscholen. Waarom had hij die toen niet gezien? Summer had gelijk gehad, Sam had rustiger moeten nadenken.
‘Ik denk dat ik ontdekt heb wat er mis is met de koffer, meneer Smith’, mompelde Summer zonder zijn blik van de schermen af te wenden.
‘Wat is het?’ vroeg Sam nieuwsgierig en blij dat Summer het probleem zo snel had opgelost.
‘Dat hij plots verdwenen is’, antwoordde Summer langzaam. ‘Dát is er mis.’
‘Weg? Hoe kan hij nu weg zijn?’
‘Als ik dat wist, was het probleem opgelost, niet?’ zei Summer droog. ‘Ik stel voor dat we nu eindelijk naar de plaats van de ontploffing gaan kijken. Misschien vinden we daar meer.’
Summer stond op en stapte de controlekamer uit. Sam keek nog even naar een scherm en haastte zich dan om Summer te volgen.
‘Meneer Summer’, zei Sam terwijl hij naast hem ging lopen. ‘Hoe ziet die koffer eruit? In het echt bedoel ik.’
Summer antwoordde zonder te vertragen. Ze wisten niet wat hen te wachten stond, dus konden ze het zich niet veroorloven tijd te verliezen. Onderweg knikte Summer toch nog vriendelijk tegen een werkman die op een ladder stond om een lamp uit het plafond te draaien. Tijdnood was nog altijd geen reden om de regels van de beleefdheid niet na te leven. De man keek even vreemd op, maar knikte dan terug.
‘De koffer ziet er bijna uit als een echte koffer’, zei Summer. ‘Alleen is hij niet afgewerkt. Het is dus iets van kunststof dat openklapt. Binnenin zit er wel wat technologie, maar er echt iets in opbergen kunt u niet.’
Sam kon er zich wel iets bij voorstellen en ging ervan uit dat hij de koffer wel zou herkennen als hij hem tegenkwam. Veel tijd om erover na te denken had Sam niet. Ze kwamen al snel aan de plaats waar de ontploffing was geweest.
Op de deur van het kantoor hing een gloednieuw naambordje. J. Jones stond erop. De deur stond halfopen en op het eerste gezicht was er niets vreemds aan de hand met dit kantoor. Het was er een zoals je er veel had in de gebouwen van De School: kaal en efficiënt ingericht. Maar toch zag dit kantoor er enigszins anders uit en dat had in de eerste plaats te maken met het gapende gat in het midden van het kantoor. De krater zag er van hieruit indrukwekkender uit dan van beneden. Maar het was vooral het lichaam dat ernaast lag, naar alle waarschijnlijkheid van de heer J. Jones, dat Summer en Sam zorgen baarde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten