maandag 15 maart 2010

De Koffer - deel 6

Sam liep snel naar de man en voelde aan zijn keel. Hij was niet zeker, maar meende toch een lichte hartslag te voelen. Onder het hoofd van de man lag een plas bloed.
‘Volgens mij heeft hij een flinke klap op zijn hoofd gekregen’, concludeerde Sam.
Hij bestudeerde de man wat beter. Het was een fors gebouwde, grote man met blond haar. Om iemand als hem een klap te geven die hem buiten westen sloeg, moest je zelf ook heel wat kracht hebben. De kans was groot dat de dader zijn slachtoffer langs achter had beslopen.
‘Niet zo snel, meneer Smith’, temperde Summer. ‘U vergeet dat hier een explosie is geweest. Misschien heeft hij zijn hoofd ergens tegen gestoten. Zo’n explosie kan iemand behoorlijk achteruit slingeren.’
Sam keek de kamer rond. Summers theorie was uiteraard aannemelijk, maar toch geloofde Sam er niet in.
‘Dan zouden we ook ergens anders bloed moeten zien. Ik zie nergens een plek waar hij zich tegen gestoten kan hebben. Hij is achterover op de grond gevallen. Als hij zich gestoten had, dan hadden we een spoor moeten zien.’
Tot Sams verbazing gaf Summer meteen toe.
‘Zeer goed, meneer Smith.’
Op zijn beurt bukte Summer zich over het lichaam om het te bestuderen. Toen hij klaar was, trok hij twee keer aan zijn oorlel.
‘Hij zal er in elk geval niet dood van gaan. Ik heb de dokters verwittigd om hem te komen halen. Laten we ondertussen even rondneuzen in zijn kantoor. Misschien vinden we een aanwijzing voor waarom hij er zo bloederig bij ligt.’
Summer nam de laden van het bureau onder handen, Sam zette zich voor de computer. Hij bewoog de muis over en weer zodat de schermbeveiliging uitsprong. Enkele documenten waren nog geopend. Logisch, de overvaller had Jones vast niet gewaarschuwd toen hij die klap gaf. ‘Wilt u eerst even al uw bestanden afsluiten, uw computer uitzetten en alvast op de grond gaan liggen? Dan valt u minder hard als ik u op uw hoofd sla!’ Hm, weinig waarschijnlijk.
Sam liet zijn ogen over het scherm glijden. Rechts onderaan stond een klok waarop enkel een minuten- en een secondewijzer stonden. Sam zag de seconden op de klok wegtikken. Er stond ook een e-mailprogramma open, Sam klikte op de laatste e-mail in het postvak. Er stond geen afzender, noch een bestemmeling aangegeven. Vreemd.
Het werd nog vreemder toen Sam de boodschap begon te lezen. Die ging over afluisterapparatuur, en vooral het aanbrengen ervan. Op zich was dat niet zo speciaal op een geheime dienst, maar dat werd het wel toen Sam las waar de apparatuur zou aangebracht worden.
‘Meneer Summer, ik denk dat u dit best even leest’, sprak Sam langzaam. ‘Volgens mij is Jones iets op het spoor gekomen.’
Summer hief zijn hoofd uit een bureaulade. Rondom hem lag het kantoor al vol papieren. Alles wat hij onbelangrijk achtte, had hij eruit gekieperd.
‘Een cursus orde heeft hij in elk geval nog niet ontdekt’, bromde Summer. ‘Wat een rommel! Waarover gaat het?’
‘Leest u zelf maar’, gebaarde Sam naar het scherm.
Terwijl Summer de informatie bestudeerde, werden zijn ogen steeds groter. Uit zijn mond kwam een zachte vloek.
‘Ze willen ons afluisteren? Hier, op ons terrein? Wie denken ze wel dat ze zijn?’
‘Dat is net het probleem’, zei Sam. ‘Er staat niet bij wie het bericht heeft verstuurd en ook niet wie het heeft ontvangen.’
Summer gooide woedend de papieren die hij nog in zijn handen had op de grond. Hij probeerde door de kamer te ijsberen, wat niet gemakkelijk was, omdat hij telkens over het lichaam van Jones heen moest stappen.
‘En wat willen ze precies plaatsen?’ vroeg Summer.
Sam keek op het scherm. ‘Volgens mij gaat het vooral om camera’s, ze willen vooral zien wat we doen. Maar ook microfoontjes in de telefoons.’
‘Camera’s’, mompelde Sumer. ‘Camera’s… Waar willen ze die hangen? Logisch nadenken. Waar zou u die apparatuur hangen, meneer Smith?’
Sam kon maar één plek bedenken en hij was bang dat Summer die te logisch zou vinden. Maar had die niet gezegd dat ze logisch moesten nadenken?
‘In het plafond, meneer Summer. Eventueel in de lampen.’
‘Dat dacht ik ook, meneer Smith. Hm, in de lampen…’
Op dat moment keken Sam en Summer elkaar geschrokken aan. Wie er ook achter zat, zijn plan was niet gericht op de toekomst. Ze waren al volop bezig met de apparatuur te installeren. En dat onder hun ogen!
‘De werkman!’ riepen ze tegelijkertijd.
Sam kwam overeind en liep achter Summer naar de deur. En ze hadden nog zo vriendelijk dag gezegd tegen die man. Hij zou hen achter hun rug nogal uitgelachen hebben.
En waarschijnlijk zou hij nog veel harder gaan lachen, want net voor ze de deur konden uitgaan, werd die loeihard voor hun neus dichtgeslagen. Summer buitelde achterover en sleurde Sam mee in zijn val. Ze waren opgesloten.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten